Wat zou ik doen?

Tags:,

Ik droom daar weleens over. Dat ik ontslagen word. Gewoon, op staande voet, je hoeft hier NOOIT meer terug te komen, geen afscheid, geen handdruk, niets. Omdat ik op een woensdagmiddag starnakel bezopen een bespreking instapte nadat de lunch een beetje uit de hand was gelopen. Of omdat ik op eigen houtje scholieren onderbetaalde om de saaiere onderdelen van mijn werk te doen. Of omdat ik structureel weigerde om ooit nog te vergaderen of een blik te werpen op mijn inbox. En dat ik dan op een niet nader te bepalen dag, ineens met een doos met spullen in de lift naar beneden zou staan.

Werkeloosheid is voor de meeste mensen één van de grootst denkbare rampen. Maar in mijn droomwereld is het het tegenovergestelde: verfrissend, spannend, het begin van een computerspelletje. Ik als klein mannetje, zonder geld, zonder baan, in een landschap waarin geen enkel bedrijf een vacature heeft, en de WW allang is afgeschaft. Doel is om zo snel mogelijk weer een degelijk inkomen te organiseren. Wat zou ik doen?

Wat in werkelijkheid bijna niemand doet na ontslag in een krimpende arbeidsmarkt, is hun heil in het buitenland zoeken. Dat heeft me eigenlijk nog het meest verbaasd aan deze crisis: hoezeer we nog afhankelijk zijn van onze eigen economie, onze eigen markt, onze eigen vacatures. Ooit had ik de illusie dat de economie daadwerkelijk zou globaliseren. Dat niet alleen onze Europese economieën zouden versmelten , maar dat de hele wereldeconomie één groot glooiend landschap zou worden. Een teleurstellende AEX zou ons maar een beetje kunnen raken, omdat de Turkse en Braziliaanse aandelen ruimschoots de thuisverliezen zouden goedmaken. Teleurstellende Nederlandse consumentenuitgaven of huizenprijzen zouden ons niet zoveel schade berokkenen, omdat de productenlijn in de groeiende Zuid Afrikaanse markt het uitstekend doet, en tegelijkertijd ons vastgoed in Egypte door het dak schiet.

In mijn dromen doe ik het wel. In level I van het grote financiële overlevingsspel neemt dit mannetje onmiddellijk het vliegveld richting Beiroet, om daar een webdesign bedrijfje op te zetten. Tien keer zou ik failliet gaan. Tien keer zou ik het level opnieuw moeten spelen, vooraf aan moeten beginnen, wéér een startkapitaal bij elkaar schrapen, omdat ik telkens niet begrijp hoe ik de eindbaas moet verslaan. Maar uiteindelijk zou het lukken.

En daarna zou ik in Thailand webwinkels beginnen. En dan in vastgoed investeren in Zuid Amerika. Zonnecellen verkopen in India. En nooit zou ik vergaderen, ik zou een levenlang flexwerken, en telkens als het misgaat, zou ik weer op een houtje bijten en opnieuw bedenken hoe ik vanuit niets iets kan maken. Elke keer als iets zou mislukken zou het hele avontuur opnieuw kunnen beginnen.

In mijn dromen zou ik het doen. In werkelijkheid bezit ik ook alleen maar AEX aandelen. Ik durfde niet eens een piepklein deeltje van mijn piepkleine vermogentje in een “emerging economy fund” te investeren. Geen BRIC-landen, geen tijger voor mij. In werkelijkheid ben ik zoals alle anderen, een kuddedier, angstig voor het onbekende, uitermate risico-avers. Als je een beetje menselijk bent, dan vindt je het verlies van geld of status of spullen ongeveer twee keer zo erg dan je er ooit blij mee was om het te krijgen.

In werkelijkheid zou ik na elke mislukking dusdanig van slag zijn dat ik volledig ontgoocheld en diep teleurgesteld terug naar Nederland zou vluchten. In werkelijkheid zou mijn ontslag niets minder dan een afgang zijn, een schande, een ramp. In werkelijkheid is er maar een kleine kans dat ik ooit mijn vaste vertrouwde loondienstverband zou verlaten om een eigen onderneming te beginnen. In werkelijkheid is de kans zelfs klein dat ik ooit zou durven vertrekken uit Nederland. Ik ben een mens. Helaas.

G500 en hun Super-PAC

Tags:, , ,

Enig toch, zo’n jeugdige beweging als de G500. Iedereen lijkt razend enthousiast over de inventiviteit waarmee die club zijn eigen hervormingsagenda erdoor probeert te drukken. Heel invloedrijk Nederland wil in de Raad van Toezicht: Herman Wijffels, Paul Schnabel, Lex Hoogduin, Pieter Winsemius. En alsof het allemaal niet genoeg is kwam de G500 deze week met alweer een baanbrekend stukje politieke strategie. Eerder wilden ze alleen via partijlidmaatschappen de Nederlandse politiek naar de hand zetten. Nu gaan ze ook een flinke pot geld inzamelen om tegen de verkiezingen aan te smijten. 500.000 euro aan spotjes moeten de kiezer gaan aansporen om op hervormingsgezinde partijen te stemmen. Het fonds heet Oranje-PAC, vernoemd naar de Amerikaanse politieke campagnecomités.

Het is een surrealistische ontwikkeling in de Nederlandse democratie. In Amerika worden zelfs fervente Republikeinen nu misselijk van de SuperPACs die honderden miljoenen uitgeven om de tegenkandidaat kapot te maken. Door de wedloop aan campagnebudgetten kunnen volksvertegenwoordigers het zich nauwelijks nog permitteren om zich met iets anders bezig houden dan fundraising. Lobbyisten hebben mateloos veel macht, omdat hun investeringen in campagnefondsen onmisbaar zijn voor herverkiezing. Het vertrouwen in de politiek is tot een minimum gedaald in de Verenigde Staten. En terecht.

Maar in Nederland vindt een jongerenbeweging die vermaledijde SuperPACs een dusdanig goed idee, dat ze het als voorbeeld nemen voor hun eigen financiële campagnevehikel. Zonder gene, zonder terughoudendheid, vertelt de voorzitter afgelopen dinsdag aan 1 miljoen kijkers van DWDD hoe hij met behulp van een half miljoen euro, bij de komende verkiezingen zijn wil erdoor gaat doordrukken. Ik denk dat er weinig funester is voor de opkomst dan dat. Wat maakt mijn bescheiden stem nog uit tussen dat financiële geweld? Ik zou thuisblijven op 12 september.

Kijk, zo’n democratisch proces is een buitengewoon wankel geheel. Het werkt alleen naar behoren bij afwezigheid van mensen die het willen misbruiken. Er zijn twee grote mazen in het net. Geld is er één. Het systeem van politieke partijen is de tweede. Die zijn notoir kwetsbaar en met een paar honderd man naar je hand te zetten. G500 heeft besloten om met zijn volle gewicht tegen beide loopholes aan te beuken om zijn zin te krijgen.

En natuurlijk is dat dolletjes, zolang zo´n beweging een beetje sympathieke doelen nastreeft. Maar ik voorspel u, dat zodra de PVV zoiets probeert (en waarom zouden ze dat niet doen?) de verontwaardiging gigantisch zou zijn. Op hoge poten zouden we eisen dat de identiteit van de donateurs onmiddellijk beschikbaar komt. We zouden spreken van verkiezingsfraude, zeteltjes kopen.

Het is niet zonder precedent dat een minder gezellige club hetzelfde trucje uithaalt. Toenmalig SGP-leider Bas van der Vlies deed het in 2010. Ineens zat er een groepje zeer traditioneel geklede vrouwen in de zaal bij het D66-congres consequent tegen de vrouwelijke fractiekandidaten te stemmen. Wat bleek? In navolging van een door D66-toegejuichte uitspraak van de Hoge Raad dat de SGP vrouwen het lidmaatschap niet meer mocht weigeren, had van der Vlies de vrouwen van SGP-leden opgeroepen om dan maar lid te worden van D66. 3000 vrouwen gaven daar gehoor aan. En jawel, D66 zag zich genoodzaakt om precies dat te doen waarvoor SGP veroordeeld werd: het (tijdelijk) weigeren van vrouwelijke leden.

Vals spel, noemde Pechtold dat twee jaar geleden. Misschien is hij het alweer vergeten. Dezelfde strategie van G500 kan hij namelijk bijzonder waarderen. De leden worden uitgenodigd om op de voorste rijen plaats te nemen tijdens het D66-congres.

Echt enig hoor, al die frisse jonge ideeën. Totdat ze daadwerkelijk succesvol zijn. En een andere vermogende club zich ook genoodzaakt zien gelijksoortige PACs op te richten. Dan is het een kwestie van tijd voordat de eerste een negatief spotje maakt. En mocht er echt zo´n destructieve publieke wedloop in verkiezingsbudgetten beginnen, vergeet u dan niet wie er, onder wiens toezicht, mee begonnen is.

Rectificatie: Het voorbeeld over de SGP-vrouwen op het D66-congres is onzin, een hoax van sargasso.nl uit 2010. Destijds heb ik dat beoordeeld als waar en ook zo onthouden. Daar ben ik dus met open ogen ingestonken. Excuses.

Over economen en modellen

Tags:, ,

It’s the economy, stupid. En stupid voelde ik me inderdaad. Economie had ik laten vallen op school, dus toen de crisistijd aanbrak, moest ik veel lezen om het allemaal te begrijpen: ik moest leren over inflatie, lonen, hoe obligaties precies in elkaar steken, welk verschil de rentestand maakt, en wat de risico’s zijn in een monetaire unie van sterk uiteenlopende economieën.

Onmisbare kennis, niet alleen voor een politiek geëngageerd burger, maar vooral ook als stemgerechtigde. De vorige verkiezingen gingen over de economie en de volgende verkiezingen gaan ook over de economie. En alweer speelt één belangrijke vraag de hoofdrol: moeten we heel hard bezuinigen om de crisis te bestrijden of juist niet?

Eigenlijk voelde ik me nog steeds stupid want ook met al die nieuw opgedane kennis lukte het niet om die vraag te beantwoorden. Het lijkt nog steeds een kwestie van ordinaire politieke overtuiging. Ben je links? Zoals Samsom, Roemer of de kersverse premiers van Griekenland en Frankrijk, dan vindt je te hard bezuinigen dom. Ben je rechts? Zoals Merkel, Rutte, dan vindt je het uitstellen van bezuinigingen onverantwoord. Links gelooft in de theorie van Keynes. De overheid zou anticyclisch moeten uitgeven: investeren in crisistijd en in hoogconjunctuur weer bezuinigen. De rechterkant gelooft in snoeien om te groeien, en het belang van degelijke overheidsfinanciën. Althans, zo is het ongeveer samen te vatten.

Interessanter is wat er op de universiteit gebeurd. Academische economen beweren dat het vraagstuk méér is dan politiek en je wel degelijk op logische wijze één van die twee kanten kan beredeneren. Toch lijkt het tot weinig consensus te leiden. Op maandag kun je op de radio een hoogleraar Macro-economie horen vertellen hoe dom de harde bezuinigingen zijn omdat ze de economische groei in de kiem smoren. Op dag 2 sla je een krant open waar een andere hoogleraar bijna het tegenovergestelde beweert. De beweringen worden in beide gevallen ondersteund door hypercomplexe modellen waarin hele intelligente mensen de waarheid zo goed mogelijk hebben geprobeerd na te bootsen. Natuurlijk is een economisch model niet optimaal, aangezien ze alleen kunnen uitgaan van rationeel gedrag en alleen tot op zekere hoogte imperfectie van markten kunnen weergeven. Toch valt er weinig aarzeling te bespeuren bij de economen. Er zijn er maar weinig die lijken te twijfelen over hoe de overheid zich dient te gedragen in tijden van crisis, ook al faalden de macro-economische modellen die tot nu toe structureel om welke crisis dan ook te voorspellen.

Ik concludeer dan ook, dat de vraag of je moet bezuinigen in tijden van crisis, of juist moet investeren, vooral een politiek vraagstuk is. Een vraagstuk dat ik dus best hier, zonder bachelor economie, zonder te verwijzen naar modellen of wetenschappelijke publicaties, met alleen mijn boerenverstand, mag beantwoorden.

Ben ik Keynes of anti-Keynes? Anti-Keynes dus. Misschien werkt anticyclisch uitgeven op korte termijn om de economie te stimuleren. Maar daarna moet er ook weer bezuinigd worden. Keynes’ medicijn werkt alleen als het langdurig en consistent wordt toegediend. Maar helaas zijn we een democratie. Die democratie maakt langdurig consistent economisch beleid bijna per definitie onmogelijk.

Maar vooral ben ik ervan overtuigd dat de economie pas weer echt groeit als de consumenten weer genoeg vertrouwen hebben om huizen te kopen en keukens en auto’s en vakanties. En consumenten in de Verenigde Staten krijgen misschien vertrouwen van een regering met een gat in de hand, maar Nederlanders geven om financiële degelijkheid. Een regering die orde op zaken stelt, betaalt niet alleen minder rente, maar boezemt uiteindelijk ook meer vertrouwen in.

Maar ik realiseer me dat er vast een intelligent economisch model te ontwerpen is, dat mijn bewering volstrekt onderuit kan halen. Uiteindelijk blijven we allemaal een beetje stupid.

Over de wietpas

Tags:,

Het einde van een tijdperk: ooit kon je je buitenlandse vrienden trots meevoeren langs de Amsterdamse straatjes met van die karakteristieke Saban B. meisjes achter de ramen en op elke straathoek zo’n gemoedelijk cannabislokaal met Jamaicaanse vlaggetjes en hangerige toeristen. Straks is het allemaal verleden tijd. Asscher bond de strijd aan met de ramen, en nu moet de wietpas de cannabishandel aan banden leggen. Het laatste stukje wetgeving van Rutte I stelt dat een coffeeshop alleen mag bestaan als besloten club, met in Nederland geboren leden. En aangezien de clientèle van de gemiddelde coffeeshop grotendeels uit toeristen bestaat, kun je wel stellen dat die wietpas de doodsteek is voor het fenomeen.

Op Opstelten en burgemeester Hoes van Maastricht na, lijkt iedereen alleen maar kritiek te hebben op het nieuwe cannabisbeleid. De Marokkaan die buiten een getroffen Maastrichtse coffeeshop een NOS-microfoon onder zijn neus kreeg verwoordde precies wat heel Nederland lijkt te denken: als de toeristen niet binnen hun joint kunnen kopen, verkoopt hij het wel buiten aan ze. Met alle overlast van dien.

En wat was er eigenlijk mis met het huidige gedoogbeleid? Het werkt inderdaad best aardig: het onderscheid tussen soft en harddrugs zorgt ervoor dat niet elke onschuldige hippie met een strafblad eindigt. Verder heeft het beleid niet tot excessief drugsgebruik geleid. De gemiddelde Nederlander blowt nauwelijks. Roken en drinken zijn nog steeds veruit de grootste bedreiging voor de volksgezondheid.

Toch houdt hennepteelt een groot deel van de Nederlandse politiemacht dagelijks bezig. Niet omdat het op zich zo´n verwerpelijke of maatschappelijk ontwrichtende drugs is. Welnee, als cannabis werd gekweekt door gezellige biologische keuterboertjes zou geen korps zich ermee bezig houden. Maar op één of andere wonderlijke wijze verzand elke legalisatie of gedoogpoging in een klaterende overwinning van de onderwereld. Hennepteelt is volledig in handen van georganiseerde criminelen. Een beetje handige vrouwenhandelaar, wapenhandelaar, heler, witwasser houdt zich ook bezig met hennep. Het is bijzonder gemakkelijke en lucratieve business: een doodeenvoudig productieproces, lage investeringskosten, lage pakkans, gigantische winstmarges en een door het gedoogbeleid gegarandeerde toevoer van drugsgebruikende klanten uit de wijde omgeving.

Gevolg? Enorme maatschappelijke schade. Honderden drugsrunners storten zich op de busladingen met Frans tuig, die per se hun jointje in Maastricht moeten scoren. Drugstoerist worden klemgereden op de A2 door de runners en vervolgens met harde hand richting drugspand gedwongen, waar ondanks het gedoogbeleid, de zwarte markt floreert. Één zo’n drugspand kan een straat ruineren, een buurt. Maar dat is niet het enige. Schadelijker zijn de schietpartijen op klaarlichte dag, de afpersingen, de liquidaties, burgemeesters die met hun familie moeten onderduiken omdat ze worden bedreigd. In Brabant spraken ze op een bepaald moment van een heuse drugsoorlog. Sommigen hoopten hardop dat de marechaussee zou komen assisteren.

Echt, zo’n jointje is het probleem niet. Legalisatie zou zelfs een goed idee zijn, maar alleen in een parallel universum waar Nederland een geïsoleerd eiland, zonder landingsbaan in een weidse oceaan was. In de echt wereld is Nederland omringd door naar drugs hunkerende landen met strengere wetgeving en heeft het gedoogbeleid er voornamelijk voor gezorgd dat Nederland de drugsdealer van Europa is geworden. En daarmee een waar paradijs voor internationale bendes.

Natuurlijk lost de wietpas dat probleem niet meteen op. Elke toerist die nu teleurgesteld wordt bij een coffeeshop kan op de hoek van de straat terecht. Maar het zou ook zomaar kunnen dat een deel van de toeristenstroom toch opdroogt. Dat er voor zo’n drugstoerist op den duur ook niet zoveel verschil meer is tussen een illegaal jointje uit een buitenwijk van Terneuzen, of één van de dealer thuis in Lille of Luik. Terneuzen zonder coffeeshop is dan ineens een bijzonder waardeloze vakantiebestemming.

Over 4 mei

Tags:,

Hier mijn voorstel: misschien kunnen we de Nationale herdenking op 4 mei in zijn geheel afschaffen. Gewoon. Genoeg herdacht. Punt erachter, boek dicht, afgelopen. Iedereen kan in eigen kleine kring verder blijven herdenken.

Ooit zullen we er toch mee moeten stoppen. Over een aantal decennia weet 80% van de Nederlanders niet meer wat Auschwitz betekent en wordt die hele oorlog langzaam een soort geschiedenisweetje, net als de slag bij Nieuwpoort, of de Franse revolutie, dat is uiteindelijk onvermijdelijk. En dan kan je kan er beter nu een eind aanmaken, voordat de jaarlijkse herinnering aan de oorlogsslachtoffers echt een soort gênant totaalcircus wordt in de hoop het relevant en modern te houden.

De verwatering is al in volle gang, dat kun je zien aan het gedrag van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei. Al jaren zoeken die naar vernieuwing van de herdenking. Naar verschillende thema’s, invalshoeken, sprekers, extra groepen die ook niet vergeten mogen worden. Nu al is het de bedoeling dat we tijdens die twee minuten niet alleen de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdenken, maar “allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties”. Misschien vonden ze zo’n Jood die elk jaar over de razzia´s, de massagraven, de gaskamers komt vertellen toch een beetje eentonig worden, ouderwets, grijsgedraaide plaat. Alsof er geen andere slachtoffers waren, op aarde, in andere oorlogen, in andere tijden.

Dit jaar moesten we nog weer een stapje verder van het Comité. Het winnende gedicht kwam van ene Auke, het ging over zijn oudoom die zich kennelijk vrijwillig had opgegeven bij de Waffen SS en gesneuveld was aan het oostfront. De ouders van Auke hadden de dubieuze beslissing genomen om Auke naar deze oudoom te vernoemen en Auke vond nu dat die oudoom misschien wel een foute keuze had gemaakt, maar ook herdacht diende te worden.­ Of tenminste, we mochten hem niet vergeten.

Nou zal Auke vast een prima joch zijn, prima gedicht ook. Maar ik ben het niet met hem eens. Ik vind niet dat zijn oudoom herdacht moet worden. En al helemaal niet tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei. Begrijp me niet verkeerd, ik weet dat er heel veel leed is in “foute” families. De kinderen en soms zelfs kleinkinderen lijden nu nog onder de schande en schaamte, terwijl ze er zelf niets aan konden doen.

Maar er is maar één dodenherdenking. En één gedicht. En massa’s slachtoffers die, in tegenstelling tot de oudoom van Auke, geen keuze hadden maar werden gedeporteerd. En heus, het kan een interessant thema zijn. En een heel vernieuwende originele invalshoek. Maar aandacht voor het leed van de agressor, van iemand die zich bij de bezettende macht aansloot, is een wel hele banale wending van de vernieuwingsdrang van het Nationaal Comité. Het onderwerp is geschikt voor een debat, voor een boek, voor een documentaireserie, als Boekenweekthema. Maar niet voor twee minuten respectvolle nationale stilte.

Ik stel dus voor om er zo langzamerhand een einde aan te breien, voordat het Nationaal Comité nog verder escaleert. We doen het nog één jaar, maar dan echt. We rollen zo’n Auschwitz-overlever het podium op. Inclusief PTSS en getatoeëerd nummer. En die mag dan nog één keer, zonder poëzie of muziek of bloemen of metaforen precies vertellen hoe zo´n razzia in zijn werk ging, hoe mensen hun eigen graf moesten graven, hoe hele treinladingen linea recta de gaskamer in gingen en hoe Eichman de “productie” van Auschwitz opschroefde van 10.000 naar 12.000 per dag toen de Nazi’s begonnen te verliezen en hij vreesde het karwei niet te kunnen afmaken.

En daarna houden we er gewoon mee op.