Verkiezingsreeks nr 4: Niet in de weg lopen

Tags:, , ,

Soms heb je even te lang en te geconcentreerd naar de verkiezingscampagnes gekeken en lijkt politiek ineens het allerbelangrijkste van Nederland. Dan hangen je geld, je huis, je opleiding, het leven, de dood, alsmede het klimaat, de derde wereld, en de wereldvrede allemaal af van het partijprogramma van de winnende fractie.

Politici zelf hebben hier nog veel meer last van. Neem Diederik Samsom. Die heeft het niet over het beleid dat hij van plan is uit te voeren, maar over „wat de PvdA met dit land wil doen”.

Zo’n uitspraak went, maar eigenlijk is het heel merkwaardig. Alsof Nederland een soort huiskamer is waar binnenhuisarchitect Samsom de muren komt schilderen, onze meubels bij het grof vuil zet en hier en daar een tussenwandje eruit bulldozert. Angstaanjagend.

En hij is niet de enige. Emile Roemer doet het ook. Die vraagt met regelmaat: „In wat voor land wil jij leven?” Alsof hij dat land eventjes bij elkaar gaat regeren. Alsof premier Roemer meer zal zijn dan de zoveelste rimpeling in de Haagse vijver.

Alexander Pechtold gaat misschien nog wel verder. Die ziet zichzelf echt als kapitein op het grote schip dat Nederland heet. Hij vraagt telkens weer: „Waar gaan we naartoe met Nederland?”

Dan denk ik: jij gaat helemaal nergens naartoe met Nederland. Ook al word je de grootste partij, dan nog verander je misschien een wet. Je int misschien iets meer belastinggeld, of iets minder. Je maakt iets financieel aantrekkelijker, of minder aantrekkelijk. Hoogstens herverdeel je de boel een beetje. Maar niets kun je doen aan wat Nederlanders denken, willen of hopen. En al helemaal niet aan waar we naartoe gaan met zijn allen. Je wordt de conciërge van de kathedraal. De boswachter van het Zwarte Woud. Je mag hooguit een boompje planten.

De belangrijkste taak van politici is om Nederland vooral niet te veel in de weg te lopen.

-No-nonsense columniste- Interview in NIW door Ted de Hoog

Tags:,

Het leek alsof ze vanuit het niets opdook in de nationale pers en in zekere zin was dat ook zo. In NRC Weekend verschijnt vanaf maart een pittige column van Rosanne Hertzberger, die zich met stevige kwesties bezighoudt als de kosjere slacht, tatoeages, antisemitisme, vrouwen in de wetenschap, Europa en bezuinigingen op defensie – geen kinderachtige onderwerpen. Hertzberger viel meteen op door een zekere voortvarendheid en no-nonsensetoon. Naar aanleiding van een nogal seksistisch filmpje over vrouwelijke wetenschappers, die zich dan ook flink boos maakten, schrijft Hertzberger bijvoorbeeld: „Nu moet ik daarbij wel vermelden dat vrouwen in de wetenschap over het algemeen nogal gevoelige types zijn, zo nu en dan overdreven idealistisch. Onze nieuwe koffieautomaat werd bijvoorbeeld telkens beplakt met stickers en papiertjes omdat er een plaatje op stond van een mooie vrouw, die zich sensueel had neergevlijd in de paradijselijke natuur. Dat was al te seksistisch.” Elders gaat het over zelfingenomen atheïsten, die ‘spuugden (…) vanuit hun hoogopgeleide academische torentjes naar dat domme domme volk’. In een van haar laatste columns schrijft ze over een ‘intelligenter soort antisemitisme’ van het type dat bij ieder incidenten op de West Bank verwijst naar het concept dat ‘de Joden toch beter zouden moeten weten’.

Van dik hout zaagt men planken, denkt de lezer, deze jonge schrijfster houdt niet van angstig genuanceerd gedoe. Maar in de loop van iedere column zie je toch een uitgebalanceerd beeld van een bepaald thema ontstaan, doordesemd met gezond verstand. Ze is nergens politiek correct, maar ook niet gewild stoer of grappig – niet slecht voor een nieuw licht aan het columnistenfirmament.

Dordrecht
Ze werd in 1984 geboren in Rotterdam, maar die stad stelde in haar levensloop verder weinig voor. Ze groeide op in Dordrecht, vader neuroloog, moeder kinderreumatoloog, drie kinderen – een levendig gezin waarin de kinderen ‘redelijk vrij’ werden gelaten, maar met ‘ruim voldoende structuur’. „Ik kreeg veel vrijheid, maar piercings of tatoeages zouden uit den boze zijn geweest,” vertelt ze, in een klein kamertje dat ze heeft gereserveerd in het complex van de Universiteit van Amsterdam op het Science Park, waar ze aan het promoveren is.

Wat voor kind was ze? Hier heeft Hertzberger nog heldere herinneringen aan. „Ik was heel druk, erg aanwezig, is me verteld. Ik ben vaak de klas uitgestuurd wegens praten. Ik kon me niet concentreren als ik moest fietsen, ik slingerde verschrikkelijk. Ik brak een vinger, vervolgens een pols, en daarna viel ik weer in het water met al dat gips. Ik was een brokkenpiloot. Ik had als puber vaak ruzie met mijn ouders. Ik verfde mijn haar oranje en wilde alleen met skaters omgaan en dat soort mensen.”

Maar op school kon ze goed leren. „Ik hield van debatteren, ik ging ook naar debating-toernooien.” Rosanne is eerlijk over haar middelbareschooltijd, aan het Johan de Witt-gymansium in Dordrecht, waar ze een exact vakkenpakket had. „Ik viel er sociaal een beetje buiten. Ik zag toen al in dat ik een beetje een nerdje was. Ik werd wel voor de feestjes uitgenodigd maar zat niet in de populaire groepjes.”

Kuddedier

Hertzberger heeft een associatief werkend brein, want via het sleutelwoord ‘groepjes’ belanden we meteen bij ‘kuddedieren’. „De mens is een kuddedier en afwijzing vinden we altijd heel eng,” filosofeert ze. „Weet je dat uit experimenten blijkt dat uitstoting uit de groep fysieke pijn oplevert, en dat dan dezelfde hersendelen als bij normale pijn worden geactiveerd? Ik ben ervan doordrongen dat we kuddedieren zijn. Dat vind je terug in mijn visie op het leven. Ik denk eigenlijk nooit: zo en zo zou het moeten, maar wat me vooral opvalt is hoe het eigenlijk in de praktijk gaat.” Ze is dus wel te spreken over de biologische tendens die de laatste decennia in de menswetenschappen de bovenliggende partij lijkt te zijn – Swaabs megaseller We zijn ons brein is maar een van de talloze voorbeelden van deze succesvolle denkstijl.

Bij de koffieautomaat, waarvan zowel de mooie vrouw als de politiek correcte stickertjes kennelijk alweer zijn afgehaald, associeert Hertzberger door. „We willen allemaal apart zijn en dan zijn we toch weer hetzelfde. Nu wil weer iedereen níét in het wit trouwen en níét met heel veel mensen erbij – doen ze toch weer hetzelfde als iedereen.” En dan die tatoeages: „Iedereen eindigt toch altijd weer met zwaluwen en oneindigheidstekens.”

Hertzberger is niet bang om voor een ouderwets tutje te worden versleten: ze keerde zich enkele maanden geleden onomwonden tegen het fenomeen van ‘die ultieme minachting van het lichaam’, de tatoeages, en wijst erop dat die hype zo weer voorbij kan zijn en dan zitten de eigenaars er de rest van hun leven mee. Hertzberger kreeg veel boze reacties, maar de afzenders waren kennelijk vooral ‘getriggerd’ door een opmerking over de tatoeage als een van de ‘hobby’s voor toekomstloze mensen’.

Boze reacties
Het vermogen om mensen flink te ergeren had Hertzberger al toen ze als columniste bij het Leids Universitair Weekblad Mare kon beginnen na het winnen van de tweede prijs van een kerstverhalenwedstrijd. „Een van mijn columns in de Mare was een aanval op krakers, die mooie woningen in het centrum stalen terwijl studenten in containers in buitenwijken moesten bivakkeren. Veel boze mensen daarna, en ik schrok nogal, maar mijn hoofdredacteur Frank Provoost was enthousiast: ik maakte tenminste reacties los. Ik leerde toen dat ik me niet te veel moest aantrekken van het publiek, dat gaf vrijheid. Ik schreef daarna over abortus, een thema dat eigenlijk, bezien vanuit het perspectief van de mensenrechten, omstreden zou moeten zijn. Ik weet dat ik mensen niet teleur kan stellen: ik ben columniste, ik kan concepten uitproberen, hardop denken.”

Na haar vertrek uit Leiden moest ze een ander platform zoeken. „Ik wilde bescheiden zijn, maar mijn vriend (Arjen van Veelen, essayist bij NRC Next) zei dat ik ‘hoog moest mikken’. Ik schreef brieven naar toonaangevende bladen en ik mocht voor NRC Next een proefstuk schrijven over de kraakbeweging in Nederland. Toen het was geplaatst kwamen er zoveel reacties dat er een hele pagina moest worden ingeruimd.”

Schrijven – Rosanne begon er al vroeg mee. „Toen ik een jaar of tien was heb ik een roman geschreven, tachtig kantjes A4 geloof ik, maar die kan ik nergens meer vinden. Daarna een hele tijd niet, tot aan die Leidse verhalenwedstrijd. Ik was ineens columniste.” We filosoferen over toeval en noodzaak, en hoe mensen met terugwerkende kracht hun verhaal ‘rond’ maken door er een logische ontwikkeling in zien, terwijl de rol van het brute toeval wordt vergeten. „Ik weet zeker,” zegt ze, „dat ik ook andere dingen had kunnen gaan doen. Mijn ouders gaven me de boodschap dat je in principe alles kunt bereiken, als je het maar wilt. Dat is een enorm belangrijke boodschap geweest.” Ze denkt nog even na en zegt: „Dit móét je opschrijven. Misschien is er wel geen patroon. Ik hou van wetenschap en ik ben columniste. Ja, er zijn meer columns van schrijvende wetenschappers, Thijs Goldschmidt, Louise Fresco, Ronald Plasterk, stuk voor stuk voorbeelden voor mij, maar waarom zou er verband zijn?”

Biotechnologie
Hertzberger promoveert momenteel op het onderwerp ‘Oxidatieve stress van melkzuurbacteriën’. Na ons gesprek leidt ze me door het laboratorium, dat er imponerend laboratoriaal uitziet, met zijn flesjes, vrieskisten, schuddende reageerbuizen en microscopen. Bacteriën gaan een mooie toekomst tegemoet. Van steeds meer ziektes is ontdekt dat ze een bacteriële of virale herkomst hebben: de Helicobacter pylori veroorzaakt maagzweren (niet de stress), het papillomavirus is een van de voornaamste veroorzakers van baarmoederhalskanker, en er zijn aanwijzingen dat andere ziektes zoals darmkanker ook een virale oorzaak hebben.

Hertzberger is geïnteresseerd in het ‘microbioom’ van mond, darm en vagina, daarin wil ze ook carrière maken. „De bacteriën in ons systeem hebben een enorme invloed op onze gezondheid; zelfs voor gezonde mensen lijkt het goed om drankjes met melkzuurbacteriën te nemen.” Terwijl we in de praktijk bang zijn voor bacteriën; we leven volgens Hertzberger in een veel te schone omgeving, waardoor onze kwetsbaarheid voor astma en andere allergieën is toegenomen.”

Ze is gefascineerd door de wetenschap, door exacte vakken, en haar meest in het oog springende eigenschap is misschien wel de nieuwsgierigheid. „Tijdens mijn studie verbleef ik zeven maanden in Parijs en Lausanne. Ik heb iets heel nieuws geleerd: Frans. Dat is fascinerend, iets totaal nieuws doen: eerst verkeer je in een sociaal isolement, met alleen maar colleges in het Frans, en plotseling, tijdens een borrel, ontdek je dat je een groot deel van het gesprek kunt volgen. Dat is het mooie van een verblijf in het buitenland: je wordt uit je omgeving gehaald, je bent een tijdlang nieuw voor iedereen en óók voor jezelf. Ik vond mezelf in Parijs ook terug als pokerspeler en in Lausanne als zangeres in een band, tussen allerlei onduidelijke types. Vreselijk leuk.”

Maar die nieuwsgierige, levendige geest heeft ook een keerzijde. Ze is ‘verslaafd’, want dat vindt ze het juiste woord, aan Facebook en Twitter, en aan internet in het algemeen. „Dat geldt voor veel mensen, maar ik geef het gewoon toe. Ik heb hulpmiddelen ingezet om mezelf onder controle te krijgen. Je hebt allerlei tools waarmee je het internet voor jezelf voor een bepaalde tijd kunt afsluiten. Ik gebruik het programma Freedom, dat het internet voor, zeg, 45 minuten ontoegankelijk maakt. Ook voor de mobiele telefoon heb je zo’n app, maar die gebruik ik nu even niet. Het was een grote opluchting dat ik mezelf die verslaving kon toegeven.”

Kleine staat
Het politieke wereldbeeld dat ten grondslag ligt aan Hertzbergers gezonde verstand? „Ik wil een kleine staat die veel aan mensen overlaat. Moeten we in ons leven zoveel risico’s uitsluiten dat we krom lopen onder de verzekeringen? De overheid moet zich niet te veel bemoeien met allerlei zaken.” Er rolt een complete politieke filosofie uit, die in ieder geval niet radicaal links is, zoveel is zeker.

Sinds Hertzberger in Amsterdam woont (vanaf 2009, toen ze aan haar promotieonderzoek begon) is ze ‘ineens actiever Joods’ geworden. Ze is opgegroeid bij de LJG Rotterdam en wil nu lid worden van de LJG Amsterdam. „Er is hier een groter netwerk dan in Leiden. Ik kende ook een aantal mensen. Ik heb hier een Joodse vriendengroep met wie we op vrijdag weleens de kaarsen aansteken en gaan zingen. Ik ga ook naar een Monthly Minyan, waar zowel orthodoxen als liberalen bij zitten. Ik was laatst op een Jom Ha’atsmaoetfeest, mijn broer en mijn zus zeiden gekscheren dat ik ‘radicaliseer’, haha.”

Hertzberger heeft, getuige haar columns, een probleem met ‘agressieve atheïsten’. „Ik kom dat veel tegen in kringen van hoogopgeleiden, het idee dat gelovigen achterlijk zijn, de Geen Stijl-stijl van denken, zeg maar. Ik vind die houding arrogant en belachelijk, ook al ben ik zelf niet in klassieke zin gelovig.” Ze zegt ook: „Ik heb er geen probleem mee lid te zijn van de Joodse kudde. We zijn hier een piepkleine minderheid, als we er niets aan doen verwatert het jodendom, en dan verwatert je identiteit. Het is een gevoel, moeilijk uit te leggen, maar als onderdeel van die Joodse kudde ben ik bewuster Joods dan ik anders zou zijn geweest. Als ik bijvoorbeeld in Israël zou zijn opgegroeid, was ik niet zo bewust bezig geweest met het Joods zijn en was ik wellicht ook een stuk seculierder  geweest.”

Maar ze zal altijd ver verwijderd blijven van iedere vorm van fanatisme. Ze ergert zich aan de bijna dweperige bemoeizucht van de overheid als het gaat over dierenrechten en de kosjere slacht, maar luister tegelijkertijd ook naar het pragmatisme dat doorklinkt in haar column over de sjechieta: „Het fanatisme komt me vreemd voor: waarom zou je zo hechten aan die ene zinsnede in de Tora waaruit geconcludeerd wordt dat een verdoving niet is toegestaan? Waarom interpreteer je daar niet gewoon een beetje omheen als dat alles zo ontzettend veel makkelijker maakt?”

Column 19: Geloof in absurditeiten, medicijn voor de zorg?

Tags:,

Het belangrijkste onderwerp waar je ernstig, belangrijk en verantwoordelijk bij kunt kijken als politicus in verkiezingstijd is de stijging van de zorgkosten. Meest voorgestelde oplossing: een hogere eigen bijdrage, wat natuurlijk helemaal geen oplossing is, maar vooral een verschuiving van het probleem.

Nu bestaat er een medicijn dat zou kunnen helpen om de zorgkosten naar beneden te brengen, al is het maar een beetje. Het medicijn is actief bij een breed scala aan kwalen, zoals pijn, ontsteking, depressie, angst, Crohn’s ziekte en Parkinson’s. Het kan tumoren doen krimpen, het kan de bloeddruk naar beneden brengen, het kan afstotingsreacties bij orgaantransplantaties verminderen. Verder is het niet duur, en de werking is bewezen in een eindeloze reeks aan onderzoeken.

Het medicijn heet “placebo”.

Placebo’s werken zo goed dat elk medicijnonderzoek “dubbel blind” moet worden uitgevoerd: zowel de proefpersoon als het medisch personeel mag niet weten wie het placebo krijgt en wie het echte medicijn, omdat zelfs de artsen meer effect verwachten van het medicijn en dat beïnvloedt onbewust hun meetwaarden.

Placebo’s werken zo goed dat je het zelfs bij labratten kunt meten: geef ze een medicijn met suikerwater, en de volgende keer geeft het suikerwater alléén hetzelfde resultaat.

Placebo’s werken zo goed dat er regelmatig proefpersonen in de placebogroep van medicijnonderzoeken uitvallen door bijwerkingen zoals duizeligheid en misselijkheid.

Sommige mensen vinden het inhumaan om patiënten met ernstige aandoeningen naast de reguliere behandeling niet ook nog een placebo te geven.

Sommige mensen vinden dat placebo’s op de dopinglijst moeten.

Maar in plaats van de krachtige werking van het placebo te omarmen en in te zetten, zijn we steeds strenger geworden in wat we accepteren. Demissionair minister Schippers eiste een paar maanden geleden dat de werking van homeopathische middelen bewezen moet worden en dat er anders niet op de verpakking mag staan voor welke kwaal het middel bedoeld is. Iets wat de hele homeopathische tak uiteraard om zeep helpt.

Ik snap helemaal niets van die eis. De placebo-werking van dit soort eindeloos verdunde goedjes staat onomstotelijk vast. Als de consument denkt dat het werkt, dan werkt het, dankzij een samenwerking van de insulaire cortex, amygdala en hypothalamus die zorgt de benodigde perceptie, verbeeldingskracht, verwachting en conditionering. Of een behandeling nou via het brein verloopt zoals placebo’s, of rechtstreeks op de ziekte werkt zoals reguliere medicatie, het effect is net zo meetbaar. Daar is geen greintje consumentenbedrog aan.

Toch zijn er talloze mensen die woest worden van dit soort geneeskunde en al die domme consumentjes die er maar hun voordeel meedoen. Er is zelfs een heuse Vereniging tegen de Kwakzalverij die driftig campagnes en rechtszaken voert tegen acupuncturisten, chiropractors en handopleggers.

Nog steeds vermoed ik dat zulk soort verontwaardiging wordt veroorzaakt door de heersende aversie tegen geloof, eigenlijk verwant aan het agressievere atheïsme. Als je gelooft in iets anders dan de Wetenschappelijke Waarheid ben je dom, kleingeestig, gehersenspoeld en misschien wel gevaarlijk. En voor het placebo-effect is zulk soort geloof nodig: men moet vertrouwen op de heilzame werking van allerlei absurditeiten zoals aardstralen, interne energetische banen en earth/wind/fire. Dat stuit Waarheidsfundamentalisten, zoals die antikwakzalversbende, tegen de borst, ook al zorgt dat geloof voor meetbare verbetering van symptomen. De Waarheid kennen is belangrijker dan gezond zijn, volgens sommigen.

Dat is zonde. Zolang alle homeopathisch potjes en alternatieve artsen de verplichting houden om door te verwijzen naar de reguliere geneeskunde, is er geen enkele reden om de gigantische potentie van het placebo-effect van de alternatieve geneeskunde niet enthousiast te gebruiken. Het zou de opvolger van minister Schippers zomaar een handje kunnen helpen om de kostenstijging te temperen.

9 dingen die ik over Joods zijn leerde sinds ik naar Amsterdam verhuisde.

Tags:,

Dit zijn de negen dingen die ik leerde over Joods zijn sinds ik naar Amsterdam verhuisde.

1. In Amsterdam is het een fractie minder vreemd dat je Joods bent. In Dordrecht, waar ik vandaan kom, kennen de meesten maar één Jood, en dat ben ik. In Dordrecht ben je altijd “dat joodse meisje”, waar je ook komt. In Amsterdam kennen de meeste nog wel een andere Jood, of tenminste iemand die er Joods uitziet, of Cohen heet, een leraar, een buurvrouw, de burgermeester. In Amsterdam blijf je trouwens wel nog steeds “dat Joodse meisje”. Het blijft altijd een ding.

2. In een metro vol opgefokte Ajacieden stappen is net zo ongemakkelijk als in een stoptrein zitten die op Rotterdam-Zuid volstroomd met Feyenoorders. Of ze nou “Joden, Joden” roepen of “Kankerjoden! Kankerjoden!”, of ze je nou willen doodknuppelen, of doodknuffelen, het is allemaal even beangstigend.

3. Het is ontzettend fijn, om zo nu en dan zo’n goed in beeld gebracht opstootje van antisemitische hooligans in het nieuws te hebben. Of zo’n trambestuurder die zich even laat gaan. Of een homevideo van een Marokkaans jochie die in een beetje zielig winkelcentrum loopt te roepen dat hij “Joden wil steken”. Met zo´n antisemitische mini-hype kan je weer lekker even gezamenlijk je afgrijzen uitspreken, verklaren dat het allemaal steeds erger wordt, en steeds bedreigender en “er weer donkere wolken lijken samen te pakken boven de Joodse gemeenschap”. En dan schuif je allemaal nog wat dichter tegen elkaar aan en blijkt zo´n gemeenschappelijke vijand toch best gezellig op zijn tijd. Het is ook goed voor de relatie tussen liberale en orthodoxe joden, en tussen de verschillende religies, want moslims en christenen doen meestal gezellig mee met afgrijzen, en dat schept toch een band.

4. Textieljoden kom je niet zo makkelijk tegen. Ik had me daar erg op verheugd, op dat spannende duale karakter van de Joodse gemeenschap zoals Robert Vuisje dat beschreef: textieljoden wonen in Buitenveldert, de intellectuele joden in Oud Zuid, de scheidslijn is de Apollolaan. Textieljoden zijn babbelaars en regelaars, ze wonen in witte bungalows en ze dragen spijkerbroeken van Armani of Calvin Klein. Intellectuele joden zijn wereldvreemd en onhandig. Ze hebben net als textieljoden ook veel geld, maar ze vinden het alleen niet beschaafd om daar de hele dag over te praten. Het is me nog steeds niet gelukt er één te ontmoeten. Het zou ook goed kunnen dat ze helemaal niet bestaan.

5. Bijna alle Joden in Nederland wonen in Amsterdam en Amstelveen. Daardoor heb je ook meer handige Joodse voorzieningen in zo´n gebied. Één zo’n handige voorziening is de “Eroev”. Dat is een soort afbakening, zoals je op een camping paaltjes hebt waartussen je je tent mag opzetten. De Eroev is ontzettend handig, want op Sjabbat mogen vrome Joden alleen binnenshuis de kinderwagen duwen, of iets dragen zoals een tas, of een schaal met koekjes, of een pan soep. Met een afbakening rond heel Amsterdam heeft de Joodse gemeenschap van de stad een soort denkbeeldige huiskamer gemaakt. Hier weet de doorsnee Amsterdammer niets van, dat hij eigenlijk in een denkbeeldige Joodse huiskamer woont. De denkbeeldige huiskamer wordt heel serieus genomen. Je kunt zelfs naar een speciaal telefoonnummer bellen om te vragen of de denkbeeldige huiskamer op dat moment geldt. Er gaat regelmatig wat mis. Soms valt er wel eens een muur uit en dan geldt de denkbeeldige huiskamer niet. De Amstel geldt bijvoorbeeld als natuurlijke afbakening en toen die afgelopen winter bevroor mocht niemand in Buitenveldert een kinderwagen buiten duwen op zaterdag. Het is een wonderlijke wereld.

6. Je zou een avondvullende komische voorstelling kunnen maken met nog veel meer van die Life of Brian-achtige aspecten van het vrome leven. Zo zijn er best veel orthodoxe Joden die het automatische lichtje van hun koelkast uitschakelen op sjabbat omdat ze telkens als ze de deur open doen het lichtje aanmaken en dat is verboden. Ook liggen er velletjes voorgescheurd wc-papier omdat het op één of andere manier verboden is om te scheuren op sjabbat (ook als er al van die handige kartelrandjes in het papier zitten gedrukt, en er van echt scheuren nauwelijks meer spraken is). Ik weet niet of je dat papier zo kunt kopen of er daadwerkelijk iemand is die dat papier moet voorscheuren elke vrijdag.

7. Orthodoxe Joden weten hoe je mooie feestjes geeft. Zodra je je in een Joodse netwerkje op Facebook begeeft wordt je om de haverklap uitgenodigd voor sjabbesetentjes, sjabbeslunch, debatten, partijtjes, voetbal kijken, pizza eten, keppels haken, hutten bouwen, schaatsen, fietsen, loungen of bidden. Je kunt in Amsterdam een volledig Joods sociaal leven opbouwen, zodat je je toch Joods voelt, zonder dat je daarvoor naar een synagoge hoeft.

8. Dr Oetker kloppudding chocolade is wel koosjer, maar kloppuding vanille niet. “Calvé lichte mayonnaise met een vleugje knoflook” is wel koosjer, “Calvé lichte mayonnaise met een vleugje mosterd” is treif. Alle vruchtenhagel is verboden (zowel bosvruchten als de gewone versie), net als muisjes en gestampte muisjes dus ik vrees dat het vrome leven niet voor mij is weggelegd.

9. Orthodoxe joden geloven trouwens net zo weinig in God als liberale Joden of seculiere Joden.

Deze column verscheen op 27 augustus 2012 in het Nieuw Israëlietisch Weekblad.

Verkiezingsreeks nr 3: Wat een gestuntel

Tags:, ,

Het was toch mogelijk. De geschiedenis van de langstudeerboete kon nog knulliger. VUmc taferelen, prutswerk dat deze Kamerleden de afgelopen dagen afleverde.

Het gestuntel begon al bij de geboorte van de langstudeerboete. Want waar waren al die duizenden communicatietypes, al die mensen die alles alleen maar een beetje goed moeten laten klinken, toen de naam werd bedacht van het hele beleid? Waarom noem je zoiets in godsnaam een boete? Waarom zeg je niet gewoon wat het is: dat als jij twee jaar vertraging oploopt, één tijdens je master en één tijdens je bachelor, de maatschappij daarna geen zin meer heeft om je voor nóg een jaar een bak subsidie te geven, zodat je maar 1700 euro collegegeld hoeft te betalen. Niks boete. Einde uitkering.

En dan verzint er ook nog iemand, dat die “boete” ook moet gelden voor bestaande gevallen. Voor mensen die die vertraging dus al hebben opgelopen. Alsof je een straat in bent gereden, en bij het einde wordt bekeurd, omdat iemand in de tussentijd een bord met “eenrichtingsverkeer” heeft neergezet. Op geen enkele manier is zoiets te rechtvaardigen.

En dan, puntje bij paaltje, op het aller-slechtste moment, als alle schijnwerpers op de politici staan gericht, besluit de partij die de boete bedacht, dat het van levensbelang is om de boete weer af te schaffen. En daarna, uit alle macht gaat proberen zijn eigen beleid de nek om te draaien.

En dat blijkt dan niet te lukken.

Dan moet je je dus gaan verontschuldigen aan Nederland, dat het je niet is gelukt om je eigen stomme plan in de pan te hakken en we daarom nu opgescheept zitten met een boete die niemand wil.

Er is één ding erger dan vastberaden op een slecht doel afgaan. Dat is twijfelend en onzeker op een slecht doel afgaan… In verkiezingstijd… Als je er toch al slecht voor stond.