Werken is niet zo leuk – 8.3.2014 NRC

Ik was stomverbaasd. We kennen elkaar al meer dan tien jaar, vanaf de dag dat we als eerstejaars studenten in Leiden aankwamen. We studeerden vol overgave, begonnen enthousiast aan een eerste baan, hadden het voornemen om heel, heel groot te gaan worden.

Al die vrouwen die parttime werkten en niet ambitieus waren, dat ging allemaal niet over ons. Wij werden leidinggevende, ondernemer, minister. Wij gingen ons stempel drukken. Niemand kon straks nog om ons heen.

En vorige week, toen ze vertelde hoe ingewikkeld het allemaal was op het werk en hoe saai op kantoor, hoe oninteressant de onderwerpen waren en hoe stroperig de processen, toen zei ze ineens: „Ik heb eigenlijk zo’n zin om huisvrouw te zijn”.

Ik wilde steigeren, haar aanmoedigen om niet op te geven. Ik wilde deze plotselinge koerswijziging aan duizend-en-één andere oorzaken te wijten („Je bent gewoon een beetje moe, aan vakantie toe”).

Maar ik zag vol verbazing hoe ze bijval kreeg van andere vriendinnen. Ze was niet alleen. Er waren veel meer vrouwen die het wel zagen zitten, zo’n kleine parttime baan. Wij waren helemaal geen front meer dat ineengehaakt op de gevestigde orde afstormde. Er vielen gaten in de linies.

Er zijn twee belangrijke dingen waar ik geen rekening mee had gehouden in mijn dromen over de carrières van onze generatie.

Het eerste is dat werk helemaal niet zo leuk is als ik dacht. Uiteindelijk moeten zoveel mensen gewoon de hele dag dingen verkopen. Spullen. Diensten. Moeten ze de hele dag met zanikers omgaan. Zanikende cliënten. Zanikende patiënten. Zanikende leerlingen. Zanikende collega’s. Zanikende managers. En dan al die e-mails, die je wegwerkt alsof je een lekke boot probeert leeg te hozen.

Dan hebben we het nog niet gehad over de trein, de file, de functioneringsgesprekken, de administratie, de targets, de audits, de vergaderingen, de druk van declarabele uren schrijven. Altijd maar rendabel moeten zijn.

Begrijp me niet verkeerd: velen van ons vermaken zich uitstekend met werken. Ik zie een enorme hoeveelheid gedrevenheid om me heen, ambitie, ondernemerschap, idealisme zelfs. Mensen die bereid zijn om lange werkweken te maken om hun doelen te bereiken.

Maar aan de andere kant staat een bulk Nederlanders die de hele dag bezig is met mensen te verschonen, rotzooi op te ruimen, aan dode paarden te trekken, kapotte dingen te repareren, papierfabrieken te stroomlijnen.

Het is werk om van te leven. Maar waarvoor je je niet in bochten gaat wringen. Zeker niet als er thuis een lekker ruikend baby’tje op je ligt te wachten.

Het tweede waar ik geen rekening mee had gehouden, is dat het uiteindelijk helemaal niet zo relevant is of werken leuk is.

De tijd dat we in alle vrijheid konden kiezen voor het huisvrouwschap, is voor steeds meer mensen voorbij. Het is voor heel veel vrouwen helemaal geen optie om thuis te blijven.

En dat geldt niet alleen voor de 1,2 miljoen alleenstaande vrouwen. Zelfs jonge stellen kunnen het zich vaak financieel niet veroorloven om van één of zelfs maar anderhalf salaris afhankelijk te zijn. Je krijgt maar een kleine hypotheek. En dat hypotheekje moet worden afgelost, omdat je anders de rente niet mag aftrekken.

Daarnaast is de kinderopvang duur, maar niet duur genoeg zodat het rendeert om thuis te blijven. De zorgverzekering is duur. Het pensioensysteem is stuk (en daar zou je eigenlijk nu al financieel rekening mee moeten houden).

Verder is een vaste baan langzamerhand een zeldzaamheid aan het worden. Velen van ons maken het wettelijke maximum van drie tijdelijke contracten vol.

Of we zijn freelancer. Of we noemen onszelf zzp’er, al dan niet omdat we te trots zijn om toe te geven dat we werkloos zijn.

Dit is mijn voorspelling: we gaan in de komende jaren een grote groei meemaken van de hoeveelheid uren die Nederlandse vrouwen gemiddeld werken.

En dat gebeurt niet omdat vrouwen ineens inzien dat het zo ontzettend leuk is op kantoor. Of omdat ze genoeg hebben van hun kinderen. Of omdat ze de emancipatie een stapje verder willen helpen. Nee, gewoon, omdat ze graag een huis willen kopen. Omdat ze zekerheid willen, een degelijke levensstandaard.

En ik voorspel ook dat de Nederlandse vrouw daar niet per se gelukkiger van wordt. Misschien wel ongelukkiger.

Rotklusjes in de gemeente (1.3.2014)

Zo leuk lijkt het me niet om bij de gemeente te werken. Elk rotklusje in dit land krijg je op je bord. Sinds 2004 moeten de gemeentes bijvoorbeeld de bijstand organiseren. Dat is het meest bekritiseerde, meest omstreden, meest ‘bedebatteerde stukje’ beleid in Nederland. Telkens verzinnen ze weer iets nieuws: bijstandsontvangers moeten zich netjes kleden, bijstandsontvangers moeten in de kassen werken, bijstandsontvangers moeten sneeuw schuiven. In de Tweede Kamer weten ze wel raad met de bijstandsontvanger.

Maar wie moeten het allemaal uitvoeren? Juist, de gemeente. Met minimale inspraak.

Ander shitklusje: de WMO, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Weet je wat dat is? Dat is de overheid die douchegrepen vergoedt, of een douchestoel, of een wc-verhoging. Dat is de overheid die bij mensen trapliften komt installeren. Dat is de overheid bij wie je je bonnetjes voor verhuiskosten en vervoerkosten kunt declareren. Die een huishoudster laat komen om te stofzuigen. Dat is de overheid die er in 2009 voor zorgde dat Nederland werd overspoeld door 220.000 ouderen op scootmobielen (waarvan drie kwart was gefinancierd door de belastingbetaler).

Kortom, een regeling die voornamelijk gebruikt wordt voor alle ongemakken van het ouder worden. Let wel, Nederlandse ouderen zijn de rijkste ouderen van de hele Westerse wereld. Maar als je hoort hoeveel er uit de WMO-wet wordt vergoed, ga je een stuk minder negatief tegen dat idee van de participatiemaatschappij aan kijken.

De gemeentes zelf trouwens ook. Bijna overal werd een eigen bijdrage ingevoerd. De tijd dat er rücksichtsloos met scootmobielen wordt gesmeten, lijkt voorbij. Nu is er een nieuwe WMO-wet in de maak. Al het ‘maatwerk’ dat de gemeente moet leveren, wordt erin vastgelegd. Maar de gemeenten zelf krijgen er weinig over te zeggen.

Een ander rotklusje: de AWBZ, die wordt vanaf 2015 voor een belangrijk deel ondergebracht in de WMO bij de gemeenten. Let wel, de AWBZ was ooit een volksverzekering, bedoeld voor onverzekerbare gevallen. Dus als het noodlot toesloeg en je raakte verlamd bij een ongeluk, of je moest voor tientallen jaren in een psychiatrische inrichting verblijven, dan hoefde je alleen maar te dealen met de menselijke catastrofe. De financiële catastrofe werd vergoed vanuit de AWBZ.

Maar de AWBZ werd een verzekering voor alles. Bijna 30 procent van de 80-plussers in Nederland kreeg huishoudelijke hulp uit de AWBZ. 750.000 Nederlanders ontvingen in 2012 een vergoeding uit de AWBZ. 750.000 onverzekerbare catastrofes per jaar. De regeling verdubbelde in de afgelopen tien jaar.

Vorig jaar werd er al een aanzienlijke eigen bijdrage ingevoerd, maar er moeten nog veel meer mensen uit de schoot van de staat worden gekieperd.

Dat is niet zo makkelijk: je maakt je in Den Haag niet populair als je verder bezuinigt op ouderen en gehandicapten. Dus wat doe je met zo’n giftige regeling? Die werp je met een grote zwaai over de schutting, naar de gemeente, met de opdracht om verder te bezuinigen. 400 Kleine regelingen blijven er straks over. Geen politicus zal zijn vingers er meer aan hoeven branden. Je moet wel een heel ijverige journalist zijn om er vervolgens nog onderzoek naar te doen.

En zo worden de gemeenten steeds meer het afvoerputje voor uit hun voegen gebarsten Haagse regelingen. Jeugdzorg bijvoorbeeld: in tien jaar met 50 procent gegroeid en vanaf 2015 bij de gemeentes ondergebracht met het verzoek te bezuinigen. Ver weg van de camera’s. Ver weg van de parlementaire verslaggeving. Weer een delicate kwestie effectief versnipperd en onschadelijk gemaakt.

En dan hebben we het nog niet gehad over de grote grap van de bijstand. De gemeentes bezuinigde jarenlang door jeugdige bijstandsontvangers naar een ander soort uitkering te dirigeren, de Wajong, een regeling die uit de rijksportemonnee werd betaald. Dankzij de gemeenten had Nederland vorig jaar plotseling 230.000 jonge arbeidsgehandicapten. De oplossing van staatssecretaris Klijnsma? Juist: de Wajongers worden herkeurd en de verwachting is dat velen weer het stempeltje ‘bijstandontvanger’ krijgen. Terug op het bordje van de gemeente. Met het vriendelijke verzoek om te bezuinigen volgens Haagse richtlijn.

Waar gaan we eigenlijk voor stemmen op 19 maart? Het zal gaan over de OZB, over groenvoorziening, over het lokale cultuuraanbod. De hobby’s van de gemeenten. Maar de belangrijkste taken, de rotklusjes uit Den Haag, daar heeft u niets mee te maken. U kunt alleen maar hopen dat de financiële schade in uw stad beperkt blijft.

Honkvast en saai (22.2.2014)

Ik wilde 14 miljard schrijven, want dat is makkelijker dan 13,8 miljard euro, een beter getal om mee te smijten in een column over de overname van WhatsApp door Facebook. Maar wie afrondt, zit er meteen 200 miljoen euro naast. Onvoorstelbare bedragen, voor een bedrijfje met 55 werknemers en 20 miljoen dollar omzet. Zelfs als je de enorme hoeveelheid gebruikers, 450 miljoen, meerekent is het veel: Jesse Frederik van de Correspondent schrijft dat elke gebruiker 42 dollar waard was voor Zuckerberg. Hoe dat geld ook daadwerkelijk opgeleverd gaat worden, weet niemand.

Er waren nog een aantal zaken die me fascineerde bij de overname van WhatsApp door Facebook. Bijvoorbeeld al die mensen die als flirtende tienermeisjes op een schoolplein panisch deden over het feit dat übernerd Mark Zuckerberg nu hun telefoonnummer heeft bemachtigd. Ik moet daar wel bij zeggen dat ik dit vaak te weten kwam omdat die mensen dit op hun eigen Facebook-account schreven, dus zó panisch waren ze blijkbaar ook niet voor Zuckerberg. Moeilijk doen over je telefoonnummer is best een interessante ontwikkeling. Nog niet zo heel lang geleden werd je nummer gewoon jaarlijks in een heel dik boek afgedrukt dat vervolgens bij iedereen in de regio, bij elk huis, bij elk bedrijf, op de mat viel. Het adres stond er ook bij. Handig! We maakten ons er geen enkele zorgen over.

Datzelfde telefoonnummer en adres beschouwt de gemiddelde Nederlander nu als extreem privacygevoelige informatie die ABSOLUUT niet op internet terecht mag komen. We zijn stukken voorzichtiger geworden, angstvallig zou ik het bijna willen noemen. Die angst komt voor een deel door terechte zorgen over onze privacy. Maar voor een belangrijk deel wordt die angst ook gevoed door de groeiende aversie tegen elke miljardenfirma. Decennialang kon elk bedrijf eenvoudig aan de telefoonnummers van zijn klanten komen. Nu is dat ineens een probleem.

Opvallend is dat diezelfde vrienden die nu plotseling panisch doen over WhatsApp niet zo bang zijn over het Russische alternatief Telegram. Goed, het programma verstuurt inderdaad alle berichten in encryptie en geeft je zelfs de mogelijkheid om in ‘stealth’-modus te chatten, zonder zelfs maar een spoortje aan metadata achter te laten.

Maar de maker van de app (Pavel Durov, tevens de man achter het Russische Facebook alternatief VKontakte) werd al meerdere malen lastig gevallen door justitie. Eerst was er een schimmig auto-ongeluk, gevolgd door een nogal grondig justitieel onderzoek waarbij zijn huis overhoop werd gehaald. Later bleken aan Poetin gelieerde zakenmannen plotseling 88 procent van de aandelen in zijn bedrijf te bezitten. Toch vertrouwen mensen hun gegevens graag toe aan Telegram.

Maar het meest valt me op hoe conservatief we eigenlijk zijn in ons gebruik van sociale media. Een nieuwe generatie mag dan misschien minder geïnteresseerd zijn, maar ik geloof er niets van dat onze generatie Facebook noch WhatsApp de rug gaat toekeren. Zeven jaar terug maakte ik de overstap van Hyves naar Facebook en sindsdien ben ik daar gebleven, net als vele andere Nederlanders. In die zeven jaar zag ik mensen woedend hun account opzeggen na weer één of andere alarmerende kettingbrief over privacyinbreuk – om daarna toch maar terug te komen. Ik zag mensen als experiment een jaar cold turkey van sociale media afkicken – maar ook dat werd meestal geen hit. Zelfs toen de afgelopen maanden bleek dat NSA en GCHQ meelazen met onze status updates en berichtjes, bleven we massaal schrijven op onze accounts.

Gisteren schreef Alexander Klöpping: „Waarom blijf ik Facebook openen terwijl het al maanden niet leuk meer is?” Antwoord: Omdat we hopeloze kuddedieren zijn. En daardoor uitermate lethargisch. We blijven omdat de anderen blijven, en de anderen blijven omdat wij blijven. Ooit had ik de illusie dat het met sociale media anders zou zijn. Dat wij hartstikke dynamische, early-adoptende, individualistische, nergens-aan-vast-willen-zittende klanten zijn. Maar het is niet waar. We zijn saai, net als onze ouders honkvast, loyaal. We morren, we klagen, maar we komen altijd weer terug bij Facebook. Hetzelfde geldt voor WhatsApp. Meest gehoorde commentaar over de overstap van WhatsApp naar Telegram de afgelopen dagen is dat het misschien wel supersnel en superveilig is, maar dat er niets te beleven valt. Omdat iedereen nog op WhatsApp zit. Misschien heeft Zuckerberg wel gelijk. Misschien kent hij ons beter dan wij onszelf kennen.

Vredige euthanasie (15.2.2014)

Dood door misdrijf is altijd verschrikkelijk. Maar dat het nou juist oud-minister Borst moet overkomen, die zich jarenlang inzette voor een zacht, humaan en zelfverkozen levenseinde, is wel héél cru. Midden in de Week van de Euthanasie nog wel.

Euthanasie is een onderwerp waar we ook meer dan tien jaar na invoering nog niet over zijn uitgepraat. Bij RTL Late Night hadden ze afgelopen woensdag voor de gelegenheid gasten uitgenodigd die in hun nabije omgeving met euthanasie te maken hebben gehad. Eén van die gasten vertelde over haar moeder die aan darmkanker leed en euthanasie wilde. Toen moeder zelf klaar was om te sterven, beoordeelde de zogeheten SCEN-arts (aan wie doorgaans de wettelijk verplichte second opinion wordt gevraagd) dat ze niet ondraaglijk leed. En dat is wel één van de criteria die euthanasie onderscheidt van moord. Gevolg: een uitgestelde euthanasie, teleurgestelde patiënt en woedende familie.

De woede van de familie is begrijpelijk. Bij zo’n delicate en dieppersoonlijke kwestie is het prettig als de patiënt volledige controle kan uitoefenen over de gang van zaken. Maar eigenlijk is dat per definitie onmogelijk bij euthanasie. De patiënt is niet alleen. Er is ook een arts die het moet uitvoeren, en een tweede arts die het moet goedkeuren, en er zijn duidelijke regels. Hoe vervelend het ook is voor de patiënt, het besluit van de SCEN-arts was hoogstwaarschijnlijk niet ongegrond.

In een onderzoek uit 2011 geeft eenderde van de huisartsen aan bij euthanasie steeds vaker druk van familie en patiënt te ervaren. Dat is ernstig, want de uitvoerend arts is ook maar een mens. Hij moet de handeling aan zichzelf kunnen verkopen en dat heeft met meer te maken dan alleen medisch-ethische standpunten. Euthanasie is geen huis-, tuin- en keukenbehandeling. Zelfs voor ervaren artsen blijft het aangrijpend, hoe liberaal ze ook zijn. De patiënt is eerst levend, en daarna, door jouw toedoen, dood. Dat is een zware beslissing die vaak te midden van een overvolle patiëntenpraktijk (inclusief nachtdiensten) moet worden genomen.

Ik ken zo’n uitvoerder. Ik herinnerde me het moment dat ik me realiseerde dat mijn vader, neuroloog, zich ook met euthanasie bezighield. We luisterden in de auto naar de radio en hij beklaagde zich erover dat al die journalisten en politici het maar bleven hebben over euthanasie ‘plegen’. Euthanasie ‘pleeg’ je niet, zei hij. Een moord pleeg je. Want zorgvuldig uitgevoerde euthanasie is geen misdrijf. Euthanasie verricht je. En ja, hij had ook wel eens euthanasie verricht, vertelde hij toen ik ernaar vroeg. De patiënte was ernstig ziek, zou snel overlijden en had veel pijn. Eerst bracht hij haar diep in slaap en daarna diende hij verslappers toe die de hartspier stillegden. Eerst leefde ze, en daarna was ze dood, door zijn toedoen. Het maakte grote indruk op hem. Later in zijn carrière volgden er meer gevallen. De procedure wende maar een beetje. Het bleef aangrijpend om de dood toe te dienen.

Nu, meer dan tien jaar na de invoering van de Euthanasiewet, wordt de wet steeds ruimer toegepast: bij psychiatrische aandoeningen, dementie, zelfs een patiënt met ernstige smetvrees werd geëuthanaseerd. De zorgvuldigheidseisen, onder andere ondraaglijk en uitzichtloos lijden, worden steeds ruimer geïnterpreteerd. In België kunnen sinds deze week zelfs minderjarigen euthanasie krijgen.

Ik vind het een moeilijke ontwikkeling. Zelfs als je de psychiatrische of minderjarige patiënt in staat acht om een weloverwogen besluit te nemen, dan nog moet je een arts vinden die die beslissing niet alleen steunt, maar ook bereid is om die uit te voeren.

Het probleem is dat geen enkele euthanasie op zichzelf staat. In een ander ziekenhuis voelt een andere arts bij een soortgelijke patiënt misschien wél gewetensbezwaren. Gevolg is een gevoel van onrecht, willekeur. Waarom heeft de een wel recht op een onnatuurlijke dood, en de ander niet?

Er ontstaat grote druk op de bezwaarde arts, ontevreden familie, ontevreden patiënt. Alles wat je niet wilt rond het levenseinde. En hoe verder we de grenzen van euthanasie oprekken, hoe vaker dat zal komen.

De enige oplossing is begrip. De patiënt en de familie moeten beseffen dat euthanasie geen reguliere geneeskunde is, geen gewoon spuitje of pilletje of ingreepje waar je ‘recht’ op hebt, maar dat geweten, persoonlijkheid en levenshouding van de arts meespelen. Soms moet het daardoor worden uitgesteld, soms kan het zelfs helemaal niet doorgaan. Dat besef is een belangrijke voorwaarde waaronder euthanasie een vredig einde kan blijven.

Rainbow games (NRC 8 februari 2014)

Stel, je bent een beetje een corrupt presidentje in een ontwikkelingsland. En het gaat niet zo lekker met je bestuur. Er lopen een aantal belangrijke mensen over naar de oppositie en het volk begint wat te morren over de corruptie, of dat de stroom steeds uitvalt.

Je hebt eventjes een overwinning nodig. Iets waardoor het volk weer van je gaat houden en je de subversieve elementen weer in hun hok krijgt. Het moet makkelijk zijn. Het moet grote ophef veroorzaken. En het moet populair zijn.

De oplossing is tegenwoordig simpel: je introduceert één of andere gruwelijke straf voor homo’s.

Dat is makkelijk: als je Nigeria bent of Malawi of Uganda, dan heb je als het goed is nog een set Brits-koloniale anti-sodomie wetten liggen en hoef je die alleen te amenderen met een lange gevangenisstraf.

Dat resulteert gegarandeerd in grote ophef: het werkt als een rode lap op de Westerse media. Die staan onmiddellijk op hun achterste benen, want die hebben homorechten tot speerpunt van hun mensenrechtenbeleid gemaakt. Iedereen valt over je heen. Er wordt met sancties gedreigd.

Maar het volk omarmt je. Want die zijn tot in hun kleinste teen conservatief. Als ze ergens bang voor zijn, is het wel dat de modernisering van hun land gepaard gaat met de ondergang van traditionele familie-waarden. En ze waarderen hun president alleen maar meer als hij het aandurft om tegen de wensen van de Westerse rijke landen in te gaan.

Uganda was hier twee jaar geleden succesvol mee. Het feest van de Westerse verontwaardiging was daar helemaal compleet toen David Cameron de wens uitsprak om ontwikkelingssamenwerking afhankelijk te maken van homorechten.

Het werkte: Uganda voelde zich betutteld en ging massaal achter de president staan. In navolging liet president Jonathan van Nigeria de afgelopen weken dezelfde stunt zien. Hij lag onder vuur en besloot met nieuwe anti-homowetgeving even de Pavlov-reflex van het Westen in te zetten om de aandacht af te leiden. Unleash the dragon. Het werkte. De problemen verdwenen als Nigeriaanse sneeuw van de voorpagina. En het volk applaudisseert.

Let wel: Nigeria is het meest homofobe land ter wereld. In een enquête geeft 98 procent van de bevolking aan dat de samenleving homoseksualiteit niet zou moeten accepteren.

Het lijkt de nieuwe maat der dingen te worden voor de Westerse wereld: homorechten. In Sotsji is het veruit het belangrijkste mensenrechtenonderwerp.

We zien snowboarder Cheryl Maas stoer met haar regenbooghandschoenen in beeld wapperen. Google lanceerde gisteren zijn regenboog-Sotsji-doodle. Woensdag werd er wereldwijd gedemonstreerd met de regenboogvlag. Dit zijn de rainbow games.

Homorechten is nu hét Westerse stokpaardje. Het laatste bastion. De enige eenvoudige manier om nog een duidelijk zwart/wit onderscheid tussen goed en kwaad te maken op deze complexe wereld.

Maar het heeft ook iets gekunstelds om boos te worden op wetgeving. De Verenigde Staten bleken ook nog equivalenten van de Russische anti-propagandaclausule te hebben in een aantal staten. Niet dat homovervolging daar nou zo’n dringend probleem is. Meer dan de helft van de Amerikanen steunt het homohuwelijk. Toch neuzen wij Westerse predikers voornamelijk in wetboeken van strafrecht naar anti-homoclausules en zwaaien bestraffend met ons vingertje als blijkt dat het niet pluis is.

Ergens begrijp ik wel dat je daar lichtelijk puberaal van wordt.

De vraag is of die focus op anti-homowetgeving wel zo’n goed idee is. Niet omdat homorechten onbelangrijk zouden zijn. Of omdat de positie van homo’s in delen van de wereld niet schrijnend is. Nee, simpelweg omdat het misschien niet het meest efficiënte beleid is en er speerpunten zijn waarmee je meer kunt bereiken. Je kunt je afvragen of de vervolging van homo’s bijvoorbeeld wel het allergrootste probleem is voor hun situatie. Of dat de onderliggende homofobie onder de bevolking ernstiger is. Dan is het misschien mooi als je niet in de gevangenis terecht komt. Maar de dagelijkse vernederingen verdwijnen er niet door.

Verder is de vraag of we per se homo-emancipatie moeten doordrukken in landen waar het zo lijnrecht tegenover de traditionele opvattingen van de bevolking staat. Misschien is het beter om heel even te wachten, tot er door onderwijs en welvaart vanzelf modernere beelden ontstaan. Zo is het tenslotte ook in de Westerse wereld gelopen.