Knielen voor onze handelsbelangen

Tags:, ,

Er schijnen maar twee smaken Europa te zijn: Verenigde Staten van Europa of opbreken van de Eurozone. Hoe langer de eurocrisis duurt, hoe sterker ik denk dat er inderdaad geen tussenvorm mogelijk is. In een notendop: de geldstroom van Noord naar Zuid wordt alleen maar groter, en Noord eist in ruil steeds meer inspraak terug op interne aangelegenheden als loonontwikkeling, ontslagbescherming en pensioenleeftijd die ervoor kunnen zorgen dat Zuid zich weer enigszins uit de nesten werkt. Maar de regels die we in Europa opstellen gelden voor alle lidstaten, dus levert Den Haag ook beslissingsbevoegdheid in. Daar rijdt de trein naar toe, en als we daar niet heen willen, moeten we uitstappen.

Telkens als dit vraagstuk weer ter sprake komt, moet ik denken aan Isaac Titsingh, de Nederlandse handelsreiziger die voor de VOC eind 18e eeuw op missie was in het hermetisch afgesloten China. Een bezoek aan de keizer betekende dat de handelsmissie tot een succes kon worden gemaakt, maar daarvoor moest men zich wel in het protocol van het keizerlijk paleis schikken. Oftewel, er waren kow-tows nodig. Drie stuks. Voor een kow-tow moet je door de knieën, en drie keer je voorhoofd tegen de grond drukken. Daarna sta je op en doe je het nog een keer, en daarna nog een keer. De Britse handelsreiziger Macartney die vóór Titsingh in China op missie was had eindeloos onderhandeld over die rituele buigingen. Kon het niet op één knie? Was een kus op de hand niet genoeg? Uiteindelijk heeft hij geweigerd, té vernederend. Tien jaar later twijfelde Titsingh geen moment en wierp zich onmiddellijk op de vloer.

Telkens denk ik aan Titsingh. Bijvoorbeeld als die ondernemersboodschap weer langskomt op televisie, waarin allerlei doodgewone Nederlanders uitleggen hoe belangrijk Europa wel niet is. “Zonder Europa, geen Schiphol”, zeggen ze. “Zonder Europa, geen Rotterdamse haven”. Hoe ver zou Titsingh gaan om de handel op Schiphol te waarborgen? Hoe ver willen wij in de 21e eeuw gaan om onze handelsbelangen te beschermen?

Heel ver, vermoed ik. Ooit dacht ik dat we echt belangrijke beleidskeuzes nooit in Europa zouden laten bepalen. Dat er dan een opstand zou ontstaan, dat de bevolking zou steigeren. Ik dacht dat ik daar persoonlijk een probleem mee zou hebben. Ons Den Haag, dat zijn macht overdraagt aan een club mensen die ik niet ken, waar ik geen enkel gevoel bij heb, waar ik niet één column over zou kunnen schrijven. Zeg maar, niet één van ons.

Maar eigenlijk verloopt het verbazingwekkend soepeltjes. Neem nu die 3%. Dat is een Brusselse regel, door Nederland bedongen, maar nog steeds Brussels. En of dat nou een harde regel is, of een regel die door iedereen gebroken gaat worden, weinigen lijken er echt een probleem mee te hebben dat de regel niet uit Den Haag komt. De lijsttrekkers debatteren driftig met elkaar of het een goede regel is of een slechte regel en de enige kritiek over het feit dat we niet helemaal zelf konden beslissen over die regel, verdrinkt in de dronkenmanspraat van Wilders. Is het verlies van beslisbevoegdheid? Jazeker, maar wat boeit het, lijkt de meerderheid te denken. Zolang de eurozone ons rijker maakt, drukt iedereen met liefde zijn gezicht in de modder. En eerlijk gezegd, ik doe mee.

Uiteindelijk is soevereiniteit een mooi woord, niet meer. Net als trots en respect en onafhankelijkheid, prachtige begrippen, maar je verdient er geen cent mee. Mijn inschatting: de eurozone zal opbreken, maar aan ons zal het niet liggen. Wij zullen op twee knieën onze soevereiniteit in cadeauverpakking aanbieden in Brussel, omdat we diep van binnen geloven dat we dan de meeste kans maken op goede handelsbetrekkingen en behoud van eeuwigdurende, onbedreigde rijkdom.

Wij zijn Nederlanders, wij kowtowen.

 

Europa, omdat het niet anders kan.

Tags:, ,

Het is eenvoudig columns schrijven over de Nederlandse politiek, over het Kunduz-akkoord, over de verkiezingen, over de poppetjes en wat ze zoal niet zeggen. Het is nog eenvoudiger om over de koffieautomaat te schrijven, of over voetbal, of andere overzichtelijke zaken waar altijd iets zinnigs over te melden valt en waarvan iedere lezer genoeg kennis bezit om zelf ook een standpunt in te nemen. Dat zijn de dankbare columns.

Minder dankbaar zijn de columns over Europa. Niet omdat Europa onbelangrijk is. Integendeel, de Eurozone vormt tegenwoordig veruit de grootste bedreiging voor Nederlandse welvaart en vrede. In Duitsland roept Angela Merkel dat de enige realistische toekomst van Europa, een politieke unie zou zijn. Let wel: een politieke unie die een nog verder aantasting van de fundamenten van Nederland zou betekenen: onze soevereiniteit, onze onafhankelijkheid. Dan kun je in Den Haag eindeloos emmeren over de aftrekbaarheid van de reiskostenvergoeding, maar dan heeft de vraag of je dat soort besluiten in de toekomst zelf nog kunt nemen prioriteit.

Maar zelfs nu, nu Europa de hoofdrol speelt in zowel politiek als economie, zelfs nu blijft het makkelijker schrijven over het Kunduz-akkoord dan over Europa. Zolang het over nationale politiek gaat kun je de voors en tegens afwegen, een min of meer overzichtelijk debat. Maar hoe te handelen in de eurocrisis ligt minder voor de hand. Welke rampspoed er op ons ligt te wachten zodra een euroland failliet gaat is niet te overzien en daarom klinkt er telkens maar één argument voor de eindeloze reeksen aan reddingen en noodleningen: “het kan niet anders”. Griekenland, Ierland, Portugal, Cyprus, Slovenië krijgen miljarden noodhulp omdat het niet anders kan. De Spaanse banken krijgen 100 miljard omdat het niet anders kan. En we moeten met haastige spoed het Europees Stabiliteitsmechanisme ratificeren “omdat het niet anders kan”. Het gesikkeneur over het ontbreken van vetorecht in dat akkoord is voor de bühne. Elk ingrijpen van het ESM zal ongetwijfeld vervelend maar absoluut onvermijdelijk zijn.  En welke Nederlandse regering durft daar dan nog tegen te stemmen?

Hoe ver die retoriek van de onvermijdelijkheid gaat, zag je deze week. Toen bondskanselier Angela Merkel, als kers op de taart, uitlegde waarom die politieke unie gesticht dient te worden. Dat is niet omdat we dat zo graag willen. Niet omdat iemand daar enthousiast over is. Nee, u begrijpt het al, omdat het niet anders kan. Nu weet ik niet zoveel van de geboorte van federale staten af, maar ik betwijfel of er een slechtere motivering tot verdere politieke integratie denkbaar is. Ik kan me niet zo goed voorstellen hoe zo’n politieke unie, geboren uit collectieve tegenzin, eruit zal zien. Of wat men over het ontstaan ervan in de geschiedenisboeken zou schrijven: “2015, stichting van de Verenigde Staten van Europa, omdat het nu eenmaal niet anders kon”.

En we waren gewaarschuwd. Velen wisten al dat een monetaire unie niet kan bestaan zonder politieke unie. De invoering van de euro, was eigenlijk stiekem een stap op de glijbaan richting een Verenigde Staten van Europa. Uitstappen werd onmogelijk verklaard. Alle nieuwe akkoorden en verdragen, alle stappen richting financiële samensmelting en politieke integratie moesten gezet worden, omdat het nu eenmaal niet anders kon. Omdat de rampspoed, de financiële malaise die over ons uitgestort zou worden zodra we één stap weigerden te zetten, ondraaglijk zou zijn.

Het resultaat is dit sterke staaltje politieke knulligheid: een unie die niemand wil, de aversie van het illustere gezelschap die dat misbaksel moeten gaan oprichten, en dan de Nederlandse politici die onze onafhankelijkheid door de vingers lieten glippen, omdat het nu eenmaal niet anders kon.

Misschien is het tijd dat een aantal partijen de mogelijkheid iets serieuzer gaan onderzoeken, dat het wel anders kan. Gewoon, voor het geval de kiezer op 12 september laat weten dat hij het anders wíl.