Mark Lynas en de gentech

Nu er deze zaterdag een grote anti-gentech demonstratie wordt georganiseerd op de Dam is het misschien interessant eens te lezen over de milieu-activist Mark Lynas. In de jaren negentig hield deze man zich voornamelijk bezig met de strijd tegen genetisch gemodificeerde gewassen. De strijd ging er niet zachtaardig aan toe. Hij behoorde tot een groep activisten die zodanig overtuigd waren van het gevaar dat in deze technologie schuil ging, dat ze langs de kassen van bedrijven, onderzoeksinstituten en universiteiten gingen om de planten met wortel en al uit de bodem te trekken. Talloze onderzoeksprojecten gingen verloren.

Begin dit jaar verscheen er een opmerkelijke speech van Mark Lynas online. Hij staat voor een grote zaal op een landbouwcongres in Oxford en biedt zijn verontschuldigingen aan. Hij is radicaal van mening veranderd. Tegenwoordig ziet hij GMO als een nuttige technologie die het gebruik van insecticiden kan terugdringen, die landbouw mogelijk maakt in droge seizoenen, die gewassen voedzamer en weerbarstiger kan maken en die vooral kan helpen om de landbouw verder te intensiveren waardoor er meer mensen met minder areaal gevoed kunnen worden. Hij heeft spijt van zijn acties.

Één van de interessantste passages uit zijn verhaal gaat over de houding van de anti-GMO beweging tegenover de wetenschap. Om het verhaal geloofwaardig te maken moesten de wetenschappers die aan de gewassen werkten neer worden gezet als gevaarlijk mensen, Frankensteins, die het slecht voor hadden met de aarde en aan de leiband van de industrie liepen. De anti-GMO beweging was ook vooral een anti-wetenschap beweging.

Toen hij na een aantal jaren anti-GMO activisme zijn aandacht verlegde naar het klimaatactivisme, vond hij de wetenschap wél aan zijn zijde. Hij verdiepte zich in de klimaatwetenschap en omarmde die. Maar telkens als hij weer een stuk schreef over genetische gewassen, moest hij zijn anti-wetenschaps jas weer aantrekken om zijn betoog kracht bij te zetten. Die inconsistentie brak hem uiteindelijk op. Het leidde tot de radicale verandering in zijn houding ten opzichte van GM-gewassen. (Waarin hij, net als in zijn klimaatactivisme, weer zo ver doordendert, dat ik vrees dat hij zich over tien jaar weer ergens moet gaan verontschuldigen).

Voor de anti-GM demonstratie in Amsterdam vandaag hadden zich op Facebook bijna zesduizend mensen aangemeld. De usual suspects zullen vast van de partij zijn. Van die types die overal een samenzwering in zien (kernenergie, vaccins, IMF, 9/11) en die soepeltjes van Anonymous naar Occupy naar kraakpand naar anti-dierproefbrigade overspringen. De organisatie heeft, precies zoals Mark Lynas beschrijft, zijn anti-science jas alvast aangetrokken. Zo beweren ze op de Facebookpagina dat genetisch gemodificeerd voedsel extreem gevaarlijk is en de consumptie ervan leidt tot tumoren, geboorteafwijkingen en onvruchtbaarheid. Je moet wel heel selectief lezen in de literatuur, wil je tot die conclusie komen.

Maar een groot deel van die duizenden Amsterdamse marcheerders zijn vermoedelijk van een ander kaliber. Dat zijn vrolijke hoog opgeleide Nederlanders die in zijn algemeenheid gekant zijn tegen technologie in voedsel. Ze hebben er een hekel aan dat we weten welke genen bij welke eigenschappen horen en dat we dat inzetten om de beste zaden te selecteren en te ontwerpen. Voedsel moet ‘natuurlijk’ zijn. Dat betekent dat de boer op het oog, of liever, op zijn gevoel de planten selecteert waarmee hij de komende jaren wil doorgaan. Alles wat naar innovatie riekt moet hij links laten liggen. Organisch moet de landbouw zijn, romantisch, uitgevoerd door keuterboertjes zonder chemicaliën en zonder witte jassen. Zo onwetenschappelijk mogelijk. Tenzij die wetenschap aantoont dat ze gelijk hebben.

Die houding heeft iets verachtelijk rijks en egoïstisch. Als je in villaparkje Nederland woont kun je het je veroorloven om allerlei anti-techno eisen aan de landbouw te stellen. Negen miljard mensen moeten we voeden in 2050, maar die paar duizend Nederlanders die straks op de Dam staan te protesteren eisen dat dat zo ouderwets mogelijk gebeurd. Bij voorkeur organisch, met gemiddeld 25 procent minder opbrengst per hectare (volgens een meta-analyse van mei 2012). Dat er op die manier een extra continent nodig is aan landbouwareaal, kan ze in Amsterdam niet veel schelen.

Ik raad iedereen aan om de ommezwaai van Mark Lynas te bestuderen. Voordat je per ongeluk straks ergens je excuses moet aanbieden.

Frans Weekers

De politiek zou zijn geloofwaardigheid bij het Nederlandse volk verliezen als Frans Weekers niet zou opstappen, zo beweerde de oppositie deze week tegen ieder die het wilde horen.

Bij mij werkt het precies andersom. De politiek kan zich niet verder van mijn belevingswereld verwijderen als Frans Weekers nu had moeten opstappen. Daar zou ik echt helemaal niets van begrijpen. Wat zou dat wisselen van bewindspersoon precies opleveren? Zou de Bulgarenfraude onder die nieuwe staatssecretaris nooit een probleem zijn geweest? Was die oplichterij Frans Weekers daadwerkelijk aan te rekenen?

Nee, Weekers erfde het hopeloos fraudegevoelige toeslagenstelsel van CDA-staatssecretaris Joop Wijn. Onder het mom van „regeldruk verminderen” en „burger vertrouwen” wilde hij in 2006 een einde maken aan het vooraf controleren van de aanvragen. Dat was een monumentaal slecht idee. Keer op keer bleek het al niet zo’n goed plan om de uitkeringen en financiële tegemoetkomingen rechtstreeks op de rekening van burgers te storten. Met de kinderbijslag, PGB en studiefinanciering werd er al vrolijk op los gefraudeerd. Maar dat bij het aanvragen van een toeslag het geld zonder enige controle gewoon onmiddellijk op de rekening werd gestort, was een garantie voor misbruik. Een ontwerpfout.

Maar wel een fout waar Weekers voor moet opdraaien. „Ministeriële verantwoordelijkheid”, noem je dat. Een begrip dat je ernstig en deftig dient uit te spreken, bij voorkeur in combinatie met een afgeleide van het woordje straatsrecht. De ministeriële verantwoordelijkheid is een ongeschreven regel, meer een gewoonte (bij dit soort definitiekwesties moet je op je tenen lopen, het barst in Nederland van de juristen). Een gewoonte met vervelende gevolgen: want het probleem is uiteraard niet verdwenen met een aftredende minister of staatssecretaris. Het probleem wordt doorgeschoven naar iemand die van voor af aan moet beginnen, die zich alle dossiers opnieuw eigen moet maken, en al het beleid en hervormingen en projecten moet overnemen. En de kans is aanzienlijk, na tien jaar aan vallende kabinetten achter de rug, dat ook die nieuwe bewindspersoon niet lang zal blijven zitten en de problemen na de formatie in de schoot van alweer een groentje worden geschoven.

Stel dat je een poging zou wagen om deze politieke realiteit te modelleren. Dan zou met de tijd de hoeveelheid aftredende bewindspersonen steeds groter worden. Kortere bestuursperiodes leiden tot slechter functionerende ministeries leiden tot slechter beleid en grotere problemen die weer leiden tot meer bewindspersonen die hun conclusies moeten trekken en kortere bestuursperiodes. Uiteindelijk benadert de houdbaarheid van een minister of staatssecretaris de nul – en de geloofwaardigheid van de politiek ook.

Bevorderlijk voor de politiek is die ongeschreven regel van het staatsrecht dus niet. En rechtvaardig eigenlijk ook niet. Dat Frans Weekers de klappen moet opvangen is toeval. Als de fraude een aantal jaren eerder of later aan het licht was gekomen, was iemand anders de boeman geweest. Vraag een willekeurige burger in Nederland wie hier politiek voor verantwoordelijk is, en de de kans is groot dat hij zal wijzen naar staatssecretaris Wijn. Of misschien zelfs naar het CDA, omdat ook Jan Kees de Jager verzuimde iets aan de fraude te doen tijdens de drie jaar dat hij staatssecretaris was. Maar zo werkt dat misschien in de rest van het land. In Den Haag diende het CDA afgelopen week hoogstpersoonlijk de motie van wantrouwen tegen Weekers in. Want dat zou de geloofwaardigheid van de burger in de politiek moeten herstellen.

Het is onzin. Die moties van wantrouwen hebben niets met geloofwaardigheid bij de burger te maken. En eigenlijk ook niet met het strafrecht. Het is een Haags ritueel, gebaseerd op ongeschreven regels en gewoonten. Als er iets mis gaat moet er iemand pijn lijden. Er moet een offer worden gebracht om de geesten in het parlement weer gunstig te stellen.

De geesten waren niet in de meerderheid en een offer bleek niet nodig. Zowel Teeven als Weekers mocht blijven zitten. Gelukkig maar, het zou dramatisch zijn geweest voor de geloofwaardigheid van de politiek.

Jet Bussemaker heeft een punt, echt.

Help, mijn man is klusser. Aan dat televisieprogramma moest ik denken na de ophef die volgde op de emancipatiebeleidbrief van minister Jet Bussemaker. Luuk Koelman schreef er vorige maand een prachtige column over in Metro. Het programma begint met een noodkreet van een vrouw over de puinhoop in haar huis. Haar man is ooit met een verbouwing begonnen, maar heeft dat nooit afgemaakt en daarom woont het echtpaar, al dan niet met kroost in een gestripte bouwval.

En de vrouw is slachtoffer. Ze zit op een bankje te huilen, ze ziet er grauw en lusteloos uit tussen de kale buitenmuren en het blauwe zeil. Maar nooit vraagt presentator John Williams een keer aan haar waarom ze eigenlijk nooit met de vuist op tafel heeft geslagen, waarom ze nooit een ultimatum heeft gesteld of desnoods, vreemde gedachte misschien, zelf de handen uit de mouwen heeft gestoken? De echtgenoot is de boeman en zij mag een week gaan opknappen in een resort terwijl de mannen het huis renoveren. De vrouw valt nooit iets te verwijten. Het lag altijd aan iets anders. En zo is het in het emancipatiedebat niet anders.

In de emancipatiebrief van minister Bussemaker stond een hoogst ongebruikelijke passage. De vrouw, zo stelde Bussemaker, moest vooral zelf kiezen voor onafhankelijkheid in plaats van leunen op het inkomen van haar echtgenoot.

Zo’n opmerking verwacht je niet. Als het om emancipatie gaat, wordt normaal van iedereen inzet gevraagd behalve van de vrouw. De overheid moet regels aanpassen en de strijd aangaan met salarisverschillen. Bedrijven moeten quota invoeren. Kinderopvang moet gesubsidieerd worden. In elke benoemingscommissie, krantenredactie, bestuur en genomineerdenlijst voor literaire prijzen moeten voldoende vrouwen plaatsnemen. En pas als de maatschappij dan eenmaal volledig is ingericht op een opmars van de vrouw in de richting van de top, als er echt geen enkel obstakel meer in de weg staat van volledige en langdurige emancipatie, dan kan de vrouw eindelijk een poging wagen om de top te bereiken.

Maar het gebeurt niet. Ook met alle maatregelen die al genomen zijn, ook na decennialang vechten voor de emancipatie is nog steeds de helft van de vrouwen financieel afhankelijk van hun echtgenoten. De bestuursraden van bedrijven bestaan voornamelijk uit pak en das en uit onderzoek blijkt dat de huishoudelijke verdeling nog angstaanjagend ouderwets is. Tot grote teleurstelling heeft de vrouw haar vrijheid vooral gebruikt om tot een prettige balans tussen werk en thuis te komen. De gemiddelde Nederlandse vrouw hangt rond in parttimebanen, voor een extra zakcentje en wat zingeving. Ondanks haar hoge opleiding weigert ze categorisch om diezelfde veertigurige werkweken te draaien die mannen wél naar de top brengen.

En nu lijkt minister Bussemaker in haar brief zowaar een beetje inzet van de vrouw zelf te vragen. Het leverde haar een grote berg kritiek op. In de sociale media werden dit weekend nog eens alle gangbare excuses herkauwd waarom het achterblijven van de vrouw aan alles en iedereen lag, behalve aan de vrouw zelf. Het was tenslotte crisis, was de minister dat niet opgevallen?

En natuurlijk passeerde ook de kinderopvang weer de revue. Door de subsidie af te schaffen zou dit kabinet het de vrouw onmogelijk maken een succesvolle loopbaan na te jagen. Dat die subsidie bij invoering nauwelijks extra werkende vrouwen heeft opgeleverd, wordt telkens voor het gemak vergeten. De vrouw, ook mét goedkopere en ruim beschikbare kinderopvang, ging nog steeds niet werken. Wat bleek? De kinderen vormden helemaal geen belemmering, de kosten ook niet. Nee, de vrouw zelf had geen zin om haar huis te verlaten.

Dat blijkt telkens weer een moeilijk te verteren beeld voor velen: de vrouw die geen slachtoffer is, geen lijdend voorwerp van de wereld, maar die bewust kiest voor een rol waarin ze financieel afhankelijk blijft van haar man. Minister Bussemaker lijkt in ieder geval een werkelijkheid te accepteren waarin niet die tientallen externe factoren, maar vooral de keuzes van de vrouw zelf de belangrijkste belemmering vormen voor de emancipatie. Het belooft veel dat dat inzicht blijkbaar ook in het kabinet is geland.

Naar aanleiding van dit stuk verscheen ik in Pauw en Witteman. Hier te bekijken.

Bangmakerij over China

Ik ben opgegroeid met het idee dat China ons allemaal voorbij ging rennen. De Westerse landen waren nu misschien nog machtig en rijk en ze liepen wereldwijd voorop in wetenschap en technologie. Maar binnen de kortste keren zou China die positie overnemen. Alles wees daarop. Terwijl in het Westen iedereen psychologie studeerde, leverde China jaarlijks een leger van één miljoen ingenieurs af. Die Chinese arbeiders werkten voor één honderdste van het Westers loon en ze hadden geen slaap nodig. Chinezen waren effectiever, goedkoper en stelden vooral niet zo veel eisen, de burgers noch de autoriteiten. Onze zorgvuldig ontworpen producten zouden binnen de kortste keren worden gekopieerd en goedkoper worden nagemaakt. Banen zouden verdwijnen, net als welvaart en macht. En uiteindelijk zou China het stokje van de wereldheerschappij van het Westen overnemen.

Nu moet je de verhalen over elke grote wereldwijde ontwikkeling met een korreltje zout nemen. Toen er een gat in de ozonlaag bleek te zitten, dachten we dat we nooit meer zorgeloos in de zon konden liggen. Toen op het strand vrouwen ineens hun bovenstukjes uit trokken dachten sommige dat het gedaan was met de openbare zeden en deze generatie binnen de kortste keren volledig naakt zou rondhuppelen. Toen Facebook razendsnel groeide, voorspelden verschillende analisten met veel gevoel voor drama dat de hele sociale structuur van de samenleving blijvend zou veranderen. En telkens weer blijken we vooral goed in extrapoleren, napraten en elkaar angst aanjagen. Blote borsten raakten weer uit, de ozonlaag is aan het herstellen en Facebook is op zijn retour.

En China blijkt een land te zijn dat misschien wel een bijzonder langdurige groeispurt meemaakt, maar waar vooral ook heel veel mislukt. Exemplarisch is de huidige babymelkschaarste in Nederland. De Chinees wantrouwt blijkbaar niet alleen de Chinese babymelkmerken, nee, zelfs de Nutrilon en de Friso die in de Chinese supermarkt liggen zijn niet goed genoeg, want ook die producten van Danone en Friesland Foods worden in China gemaakt. De angst is zo groot dat voor Chinese ouders alleen de babymelk die ook daadwerkelijk in het flesje van de Hollandse of Britse of Australische baby gaat veilig genoeg is. Not made in China moet er op het product staan.

Het is een opmerkelijke ontwikkeling. Jarenlang waren we ervan overtuigd dat op den duur niemand meer dure Hollandse kost zou kopen omdat de consument massaal zou overstappen op goedkope Chinese producten. Maar het blijkt ook vooral andersom te werken. De Chinees wil veiligheid en kwaliteit en vindt die in de Westerse wereld. Zodra een Chinese familie geld te spenderen heeft, koopt die een Westerse auto en Westerse luxe producten. Ze geven hun kind Westerse babymelk en sturen het naar een Westerse universiteit. Ieder die het zich kan veroorloven, laat de Chinese markt links liggen.

Nu zal een deel van de Chinese babymelkjacht uit tamtam en hysterie ontstaan. Maar een deel ervan is terecht. De Chinese voedingsmiddelenindustrie, de landbouw, de veeteelt, het is allemaal van corruptie en fraude doortrokken. Een kleine greep uit het Chinese nieuws van de afgelopen weken: 900 mensen werden gearresteerd omdat vlees van vos, nerts en ratten werd verkocht als schapenvlees. Aan de oever van de Shanghai-rivier spoelde 250 kilo dode vissen aan. En in de Huangpu-rivier kwamen plotseling 16.000 dode varkens langs drijven die waren gestorven aan een virusinfectie en vervolgens gedumpt. De autoriteiten doen weinig anders dan sussen en pleisters plakken. Met de veiligheid van het drinkwater zou nog steeds niets mis zijn, verklaren ze.

Dat is het hedendaagse China. Dat is de oogst van ruim twintig jaar economische groei: de welvaart is toegenomen, maar veiligheid, duurzaamheid en kwaliteit bungelen onderaan het prioriteitenlijstje. Het land is tot op het bot vervuild en nog steeds bijna volledig afhankelijk van een groot aantal verouderde kolencentrales. Die 1 miljoen nieuwe ingenieurs per jaar beschikken blijkbaar niet over de competenties om daar verandering in te brengen. Ik heb geen flauw idee hoe dit zich verder zal ontwikkelen. Maar één ding is mij duidelijk. China is ons niet voorbij gerend. Dat was bangmakerij.

De stofzuigende staat

Vorig jaar zijn wij weer een beetje zieker geworden.

Althans, op papier dan. Daar schreef Volkskrant gisteren over. Vorig jaar besloot het kabinet dat mensen die licht hulpbehoevend zijn, geen recht meer hadden op een plek in een verzorgingstehuis. Resultaat: binnen één jaar zijn de aanvragen voor zwaardere zorg gestegen met 50%. De vragenlijsten die worden gehanteerd om te bepalen of iemand zwaar of licht hulpbehoevend is, leverden op miraculeuze wijze ineens een hele berg extra zieke mensen op, met recht op verzorging in een tehuis.

Het is typisch voor de verzorgingsstaat. Elk potje dat door goedbedoelende ambtenaren en ministers wordt opgetuigd, levert automatisch een grote groep nieuwe krachteloze hulpbehoevende Nederlanders op die er gebruik van willen maken. Als de patiënt zieker moet zijn om voor steun in aanmerking te komen, dan is de patiënt zieker. Als je voor een “rugzakje” ADHD moet hebben, of een stoornis in het autistisch spectrum, dan is er ineens een wildgroei aan dat soort diagnoses (inclusief medicatie). Burgers blijken telkens weer bijzonder flexibel. Binnen de kortste keren barsten de voorzieningen uit hun voegen. Het gebeurde met de WAO, met het PGB, met de Wajong, met de sociale werkplaatsen. En de AWBZ groeit als kool, de afgelopen jaren twee keer zo hard als Nederland vergrijst. Ziek zijn we. Ziek, zwak en hulpbehoevend.

En het is bijzonder ingewikkeld om zo’n ontplofte regeling weer te laten krimpen. Die grote groepen burgers die zich zo graag in de schoot van de staat nestelen, zijn daar met geen stok uit te krijgen. Elke hervorming wordt per definitie als onmenselijk gezien. Allerhande organisaties schreeuwen moord en brand om de inhumane situaties die dreigen te ontstaan. Ouderen zouden vereenzamen en nog veel zieker worden dan ze al zijn. Gehandicapten zouden waardeloze levens gaan leiden, zwelgend in hun eigen vuil. Afgelopen week deden zelfs de vakbonden mee met het protest. Abvakabo weigerde het zorgakkoord te ondertekenen, omdat de thuiszorgbanen die al die zorgdrift heeft opgeleverd koste wat kost beschermd dienen te worden.

De enige manier waarop het gezond verstand in het debat geherintroduceerd kan worden, is om terug te gaan naar de oorspronkelijke bedoeling van zo’n regeling. Een volksverzekering zoals de AWBZ werden eind jaren zestig opgetuigd, zodat iedere Nederlander beschermd zou zijn tegen “onverzekerbare risico’s”, zoals het risico gehandicapt te raken en langdurige verpleging nodig te hebben. De premie wordt automatisch op je inkomen ingehouden. De gemiddelde werknemer betaalt 300 euro per maand.

Maar dat is lang niet genoeg om alle AWBZ-zorg te betalen. En dat komt omdat met de WMO en AWBZ niet alleen gespecialiseerde verpleegkundigen of dure trapliften worden betaald. Maar mensen huren er ook een werkster voor in, de was wordt gedaan, ramen worden gelapt. Er is begeleiding en dagbesteding en vervoer van en naar activiteiten, zodat de mensen zich niet hoeven te vervelen. Voor alles dat een beetje moeilijker gaat, en dat geldt voor een aanzienlijk deel van de alleenstaande 80 plussers, wordt van staatwege onmiddellijk een “professional” aangeleverd. Het risico later niet meer zelf je huis te kunnen stofzuigen is ergens, per ongeluk, ook onder de onverzekerbare risico’s gaan vallen.

Het is angstaanjagend om te zien hoe snel zoiets went, die stofzuigende staat, die gemeente die boodschappen doet. Ik herinner me een aflevering van Pauw en Witteman van een aantal maanden terug, waar staatssecretaris van Rijn voorzichtig opperde dat er toch ook wel wat van de kinderen gevraagd mocht worden. De aanwezigen begonnen onmiddellijk te steigeren. “Dat willen heel veel mensen echt niet van hun kinderen vragen”, klonk het verongelijkt. “Wat als ze helemaal niet in de buurt wonen? Wat als ze het druk hebben?” Men vond het een bespottelijk plan. Talloze redenen konden de tafelgenoten opnoemen waarom de gemeente en de overheid voor oma moesten zorgen, en niet de buurvrouw, de kinderen of de kleinkinderen.

Zo werkt dat. Zo simpel is het. De verzorgingsstaat hoeft maar eventjes uit te schieten en voordat je het weet is het een recht geworden. Een vanzelfsprekendheid.